Sveen, Gard | De hitte van de hel

Gard Sveen (1969), auteur van het mogelijk bekende boek De doden hebben geen verhaal, komt nu met zijn tweede zeer spannende thriller: De hitte van de hel. Sveen is werkzaam als senior adviseur bij het Noorse ministerie van Defensie. Een interessante job die hij blijkbaar goed weet te combineren met het schrijven van een spannende thriller.

Sveens tweede thriller gaat opnieuw over inspecteur Tommy Bergmann, hij treft op een donkere avond vlak voor de kerstdagen van 1988 een lichaam aan op een verlaten terrein, een donker bos ver weg van de bewoonde wereld. Het is het lichaam van Kristiane Thorstensen, dochter van Elisabeth en Per-Erik. Het moment dat Tommy het slechte nieuws moet brengen bij de ouders wordt hartverscheurend beschreven: pijnlijk, gedetailleerd, gevoelvol. De proloog eindigt met dit beeld. Deel 1 speelt zich af in november 2004, opnieuw Advent. Opnieuw de donkere dagen voor Kerst. En weer wordt er een lichaam gevonden, nu dat van een zwaargewonde prostituee. Bergmanns herinneringen gaan terug in de tijd. De modus operandi lijkt op die van de moord in 1988. De verwondingen van de jonge vrouw lijken namelijk verschrikkelijk veel op die van de slachtoffers van destijds, slachtoffers van seriemoordenaar Anders Rask. Echter, deze zit opgesloten in een van de zwaarst beveiligde tbs-klinieken van het land.

Dan neemt de moeder van een van de slachtoffers van destijds contact op met de politie. Zij beweert dat de dader van toen niet Rask is, maar iemand anders. En zij weet wie…

Gard Sveen houdt het boeiend van de eerste bladzijde tot de laatste in De hitte van de hel. Vol sfeer, spanning en psychologie. Een thriller waarin alles klopt. Alles past. Alles op zijn plaats valt. En met een einde waar de vonken vanaf spatten. Eerlijk is eerlijk, voor de oplettende thrillerfan en diehard speurder is het einde niet helemaal onverwacht. En ook niet helemaal origineel. Toch is het een thriller die je op het puntje van je stoel bezet houdt.

Aandacht voor wezenlijke vragen en diepgaande bezinning tref je ook aan bij Sveen: ‘Welke god had zo’n wereld kunnen scheppen? Die vraag stelde Elisabeth Thorstensen zichzelf. De wereld was zo verdorven, zo gemeen en onbegrijpelijk dat het bestaan ervan op zich al bewees dat er geen god bestond. Dat wist ze al sinds ze negen was, maar elke keer voelde dat inzicht weer een beetje zwaarder.’ Het is deze vraag en andere waarom-vragen die ruimte bieden voor reflectie. Jammer genoeg is het antwoord, zoals blijkt uit het verhaal, er een van diepe duisternis, zwart als de hel. Er gloort ondanks Advent en de naderende kerstdagen geen licht aan de horizon.