Weber, Felix | Tot stof

In Tot stof vertelt auteur (pseudoniem) Felix Weber een op zich interessant verhaal. De uitwerking ervan valt tegen.

Verzetsstrijder Siem Coburg woont op een afgelegen woonboot. Hij heeft zich uit het ‘gewone’ leven teruggetrokken. Na de dood van zijn geliefde Rosa heeft hij zich van de wereld afgekeerd. Dan wordt hij in 1949, enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog, opgezocht door een boer die hem tijdens de oorlog heeft gered. Coburg ontkomt er niet aan, hij staat immers in het krijt bij deze boer, en gaat op onderzoek uit. Het gehandicapte kleinkind van de boer, verblijvend in een Rooms- Katholiek internaat voor geestelijk en lichamelijk gehandicapte kinderen, is onder zeer verdachte omstandigheden om het leven gekomen. Wanneer Siem Coburg vertrekt naar Limburg om de zaak te onderzoeken en zijn oor te luister legt bij de inwoners van het dorp waar het internaat onder valt, blijken de mensen liever te zwijgen dan te spreken. Dan ontdekt Coburg dat de ene na het andere kind onder verdachte omstandigheden sterft. Daarop keren de geestelijken en de inwoners van het dorp zich tegen de nieuwsgierige buitenstaander.

Hier gaat het wat mij betreft mis. De zaak blijft vaag, de inwoners keren zich zeker niet massaal tegen Siem, en er is een geestelijke die het op zijn zachtst gezegd niet waardeert dat Siem eventuele misstanden aan de kaak wil stellen. Ik moet eerlijk zeggen dat de flaptekst spannender oogt dan het verhaal zelf is. Van een regelrechte thriller is zeker geen sprake. Het verhaal over de verdachte sterfgevallen in het internaat en de psychische gevolgen voor Siem na de vreselijke gebeurtenissen in de oorlog vind ik matig uitgewerkt. Het verhaal zelf leest prima, vlot.

Er zijn passages in het boek die je zeker stimuleren tot bezinning. Bijvoorbeeld de toestand van de gehandicapte kinderen: is dit een straf van God of niet?  ‘Ik heb er lang mee geworsteld, maar dit is geen straf van God. We moeten accepteren dat er voor dit lijden geen verklaring is, het is volstrekte willekeur. het is wreed zonder dat we een schuldige kunnen aanwijzen. Wat zou God met een dergelijk zinloos lijden te maken kunnen hebben? Mijn God niets. En die van jou, Anselmus?’

Broeder Felix, een van de geestelijken in het internaat, is opgenomen geweest in een kliniek. Dit vanwege zijn ervaringen in de Eerste Wereldoorlog. Hier tekende hij, een vorm van therapie: ‘Iets buiten mij heeft mij die kracht gegeven, en wat kon dat anders zijn dan het goddelijke. Dat alles bestuurt, een hogere macht. En wat kon die hogere macht anders zijn dan God? Hij heeft me doen tekenen, dacht hij. Hij heeft mijn hand gestuurd.’

Deze en andere passages in Tot Stof  geven de lezers stof tot nadenken.