Gardam, Jane | Laatste vrienden

Maanden geleden al had ik de verschijningsdatum van Jane Gardam’s Laatste vrienden in mijn agenda gezet. In één weekend las ik van het najaar Een onberispelijke man en Een trouwe vrouw (waarover ik ook een recensie schreef). En nu verscheen dan aan het begin van het nieuwe jaar het derde deel van de Old Filth-trilogie: Laatste vrienden. Een roman die overigens ook zelfstandig te lezen is, maar wel meer diepgang en kleur krijgt na de voorgaande delen.

Edward Feathers en Terry Veneering, twee advocaten die van aartsrivalen vrienden werden, zijn inmiddels overleden. Op hun begrafenis ontmoeten oude vrienden elkaar. Mede vanuit hun perspectief krijgt de lezer meer inzicht in het mysterieuze lezen van met name Veneering. Als jong meisje ontmoet zijn moeder Florrie in een buitenlands circusgezelschap zijn vader: acrobaat, danser en naar later (b)lijkt een Russische spion. Na een val van de touwen neemt Florrie de verlamde Kozak mee naar huis en zal voor het leven bij hem blijven. Gevoelig wordt de zowel liefdevolle als treurige jeugd van de vroeg zelfstandige Terry beschreven. Zijn moeder – zorgzaam, groot en sterk – verdient als kolenhandelaar de kost terwijl vader het grootste deel van de tijd – drinkend – op bed ligt. Tijdens een van zijn omzwervingen door het stadje ontmoet de jonge Terry de wat excentrieke Parable Apse die zich over hem ontfermt en zorgt dat hij op een goede school terechtkomt.

Dezelfde man laat hem een – zij het aan lager wal geraakt – advocatenkantoor na, maar dat is pas als Veneering al in het verre Oosten gediend heeft en daar getrouwd is met Elsie: een beeldschone maar alcoholische vrouw uit Hongkong. Eindelijk begrijpt de lezer hoe het mogelijk is dat hij met deze vrouw, van wie hij nooit werkelijk hield, trouwde. Een dronken bui, een zwangerschap en een (invloed)rijke schoonfamilie die hem geen andere keus liet.

Als Edward op hoge leeftijd terugdenkt aan de verhouding die zijn vrouw Betty en Veneering hadden, realiseert hij zich aangaande zijn rivaal en vriend: “hij had meer nodig dan Elsie kon geven. Hij had Betty nodig. En Bettty was van mij.” In een paar korte zinnen worden jaren van pijn in het milde licht van de ouderdom verwoord.

Dat ouder worden is sowieso een thema in de roman. De lezer leert niet alleen de twee hoofdpersonen op leeftijd kennen maar ook bejaarde contacten uit hun netwerk: de kinderlijke Dulcie en de triestige Fiscal-Smith ofwel Fred. Beeldend beschrijft Gardam de onderlinge, soms moeizame, verhoudingen, de eenzaamheid van het ouder worden en het belang van vergeving, verzoening en vriendschap. Ook in dit derde deel van het drieluik ontbreekt de onderkoelde Britse humor niet. Als Dulcie en Fred zich onbedoeld opsluiten in een onverwarmd kerkje, verhaalt Gardam hoe ze zich warm proberen te houden in priesterkleding: “Door de deuropening, omgeven door een kantwerk van jonge klimop, […] stapte een Siamese tweeling naar buiten, gehuld in goudlaken, een van hen met een bisschoppelijke mijter op en allebei door en door blauw van de kou.”

Ontroerend vind ik hoe de haat-liefde verhouding tussen de twee aan het eind een wending krijgt: “Dulcie en Fred schuifelden voorzichtig naar de eucharistieviering […] ‘Zijn er nooit meisjes in je leven geweest, Fred?’ Arm in arm waggelden ze voort. ‘Niemand anders dan jij Dulcie. Verder alleen treinen, vrees ik.’ Het gezang vermengde zich met het alles overspoelende gedreun van het orgel. ‘Rustig liefje,’ zei Fiscal-Smith. ‘Rustig.’ En zo naderden ze de Wederopstanding.”

Gardam, Jane | Een onberispelijke man & Een trouwe vrouw

Getriggerd door alle media-aandacht en lovende recensies die de Engelse, veelvuldig bekroonde Jane Gardam kreeg, begon ik aan Een onberispelijke man. Twee dagen later had ik het uit en las in nóg een dag ademloos ook deel twee van de trilogie, Een trouwe vrouw. Ja, het was vakantie. Maar alle credits voor de begaafde schrijfster die wel vergeleken wordt met Jane Austen, Katherine Mansfield en Penelope Fitzgerald om maar een paar grootheden te noemen.

Een onberispelijke man

Een onberispelijke man vertelt het verhaal van Edward Feathers, bijgenaamd Old Filth (Failed in Londen Try Hongkong). Een naam die niet past bij deze gentleman aan wie alles onberispelijk lijkt. Zijn voorkomen, zijn manier van doen, zijn carrière als advocaat en later rechter in Hongkong. Maar wie is Old Filth nu echt? Gaandeweg ontvouwt zich het verhaal van deze zogenaamde Raj-wees, kind van Britse koloniale ambtenaren in Maleisië. Zijn moeder sterft bij zijn geboorte en hij wordt – net als vele andere Raj-wezen – op jonge leeftijd naar het ‘moederland’ gestuurd om niet vroegtijdig te overlijden aan inheemse ziekten en een gedegen opleiding te krijgen. Stukje bij beetje ontvouwt zich het levensverhaal van de nu gepensioneerde rechter. Als kind traumatische ervaringen opgedaan in een pleeggezin in Wales. Een gelukkige tijd gehad op zijn kostschool. Gaat op verzoek van zijn vader terug naar het oosten als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt maar belandt via een vergeefse reis op de universiteit van Oxford. Start als advocaat in Londen. Maakt uiteindelijk glansrijk carrière in Hongkong. En kijkt nu zijn vrouw Betty overleden is, in zijn huis in de Donheads, terug op zijn leven en (kinderloze) huwelijk.

In een paar zinnen dit mensenleven tussen wieg en graf. Maar er is zoveel meer. Gardam verstaat de kunst om onbenoemd te laten wat gezegd moet worden. Tussen de regels door vormt de lezer zich een steeds scherper beeld van Edward. Geplaagd door jeugdherinneringen, bang om verlaten te worden, onhandig in de omgang met zijn vrouw van wie hij toch veel houdt. Bij het ouder worden en terugkijken kruipen de vragen door de kieren van zijn onaantastbaarheid heen. Wat heeft er precies plaatsgevonden tussen Betty en zijn aartsrivaal Terence (Terry) Veneering?

Een trouwe vrouw

In Een trouwe vrouw krijgen we het perspectief van Betty op haar huwelijk met Edward. Als jonge vrouw – wees, geboren in Shanghaj, deels opgegroeid in een Japans interneringskamp – keert ze in de zestiger jaren terug naar haar geliefde, lawaaierige, geurrijke Hongkong. Betty, met haar kastanjerode krullen, is dan bijna dertig en heeft geen vooruitzichten, geen geld. Handgeschreven, dat wel, maar op briefpapier van een advocatenkantoor ontvangt ze het onberispelijke huwelijksaanzoek van Edward Feathers. Haar reactie: ‘Maar natuurlijk ga ik met hem trouwen. Ik zou niet weten waarom niet.’ Later vermoedt de lezer hoe ze met terugwerkende kracht haar overleden moeder blij wil maken. Een voorbeeldige echtgenote zijn, old English style, een man trouwen met perspectief en geld. Dat het niet het meest passievolle huwelijk zal worden, heeft ze meteen door. Desondanks belooft ze Edward haar eeuwige trouw, op zijn voorwaarde: ‘Verlaat me nooit. Ik zal het nooit meer vragen. Maar verlaat me nooit.’ Als ze kort daarna de flamboyante Terry Veneering ontmoet, besluit ze zich eenmaal aan hem te geven. Als is het maar voor één onvergetelijke herinnering. Toch blijft ze daarna haar leven lang bij Edward, van wie ze op een heel andere manier oprecht lijkt te houden. Of is haar liefde een keuze, een kwestie van trouw?

Het krachtige van deze twee romans zit hem wat mij betreft in de gelaagdheid. De manier waarop Gardam langzamerhand steeds meer onthult en twee verhalen met elkaar verweeft, zonder alle losse eindjes te willen vastknopen. Haar schrijven geeft blijk van inzicht in de menselijke psyche, is zintuigelijk en beeldend en geregeld humoristisch. Jammer vond ik de mijns inziens onnodige vloeken. Voor het overige vind ik Gardam’s stijl verfijnd. Ze is een kunstenaar die schildert met woorden, en geuren, kleuren, de hele sfeer prachtig verwoordt. Nu is het wachten op Laatste vrienden, het derde deel van de trilogie.