Oswald, Debra | Z.G.A.N.

De Australische Debra Oswald is een allesschrijfster. Ze schrijft kinderboeken en schrijft voor film, televisie, toneel en radio. De laatste toevoeging aan dit rijtje is een roman, getiteld Z.G.A.N. (Zo Goed Als Nieuw). Z.G.A.N. is in 2015 bij Penguin uitgegeven met als originele titel Useful. 

Mechteld Jansen heeft met deze vertaling topwerk geleverd. Het boek opent absurd en droogkomisch. Sullivan (Sully) Moss heeft gefaald in zijn leven en probeert zelfmoord te plegen door van de drieëntwintigste verdieping te springen. Maar zelfs hierin faalt Sully.  Hij wordt wakker in een ziekenhuisbed, ziet hoeveel er voor hem gezorgd wordt en beseft dat het zonde zou zijn geweest om zijn lichaam, vol met functionerende organen, kapot te laten vallen op de stoep.

Sully besluit om een van zijn nieren te doneren. Hiervoor moet hij wel zijn leven omgooien. Wat volgt is een poging om te veranderen. Niet alleen bij Sully, maar ook bij de mensen om hem heen, die allemaal vastzitten in hun rollen en patronen. Z.G.A.N. is een constante poging om uit deze rollen en patronen te stappen. Eén van de personages verwoordt het als volgt:

Ze geloofde niet dat er veel mensen waren die wezenlijk konden veranderen. De meeste mensen hebben maar weinig ruimte, alsof iedereen in zijn eigen tupperwarebakje leeft. Er was in dat bakje wel een beetje ruimte om te verschuiven, maar niet veel. (p. 312)

Z.G.A.N. begint met absurde situaties en veel droge humor. Langzaam verdwijnen de absurditeiten en maken ze plaats voor een serieuzer verhaal. De grappige stijl van Debra Oswald blijft echter ook in de serieuzere delen van Z.G.A.N. duidelijk aanwezig. In een interview zegt Debra “Waarom kan iets niet donker en doordacht zijn en tegelijk grappig en vol vreugde en speelsheid?”

Debra is geslaagd in het samenbrengen van deze donkere en lichte kant. Z.G.A.N. leest heerlijk, maar enkele kanttekeningen zijn wel op zijn plaats. Door het hele boek wordt met regelmaat gevloekt. Verder komt er veel seks voor in het boek. Het is dan wel weer sterk dat deze seks niet erotisch wordt beschreven, maar heel plat en zonder opsmuk.

Kortom, op het grove taalgebruik en de seks na is dit boek een absolute aanrader. Debra vertelt een serieus verhaal op een lichte toon. Ik kan niet wachten tot Debra een tweede roman schrijft!

Meijer, Eva | Het vogelhuis

Eva Meijer - Het vogelhuisEva Meijer is een bijzonder veelzijdige dame. Ik som op en hoop maar dat je aan het eind van de opsomming nog steeds leest: Eva Meijer is beeldend kunstenaar, filosoof, schrijver en singer-songwriter. Daarnaast werkt ze aan haar promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam, waar ze ook lesgeeft. Ze is voorzitter van zowel de landelijke OZSW werkgroep dierethiek en Minding Animals Nederland. Tussen de bedrijven door houdt Eva dagelijks een weblog bij en treedt regelmatig op met proza en/of liedjes.

Ben je er nog? Mooi, want ook al wekt een dergelijk CV de indruk dat Eva Meijer eigenlijk niet kan kiezen en dus alles maar bij het eindje houdt, blinkt ze in het schrijven in elk geval uit (over de rest kan ik nauwelijks oordelen, hoewel ik nu zit te luisteren naar haar Regina Spektor-achtige muziek op Spotify die op het eerste gehoor goed klinkt). Een zo wijdlopige lijst van bezigheden zou ook het beeld op kunnen wekken dat het wel heel wilde, springerige lectuur zal zijn, maar ook dat is niet het geval.

Het vogelhuis gaat over Gwendolen (Len) Howard die opgroeit in een welgesteld Engels gezin rond de eeuwwisseling van de 19e en 20e eeuw. Een gezin waar vooral aandacht is voor de geneugten van ontspanning, gezelschap, cultuur en alcohol. Maar ook een gezin waarin de spanningen tussen de ouders duidelijk voelbaar zijn, waarbij de moeder vooral door haar drankgebruik onhebbelijk wordt. Persoonlijk interesseren Len en haar vader zich voor vogels. Gwen hoeft zich in principe geen zorgen te maken over geld en over de toekomst, maar een verliefdheid komt op een vervelende manier aan z’n eind en ze zoekt een zinvolle invulling voor het leven. Ze wordt concertvioliste en een goeie ook.

Haar violistenbestaan in Londen ontwikkelt zich positief. Ze krijgt een belangrijke plek in een van de betere orkesten van Londen en kan goed met de dirigent overweg. In 1937 neemt ze een vakantie en gaat ze logeren in een gehucht op het platteland, waar ze hernieuwde interesse voor de vogels aldaar opvat. Ze keert nog kort terug naar Londen, maar eigenlijk alleen om afscheid te nemen. Daarna gaat ze voorgoed op het platteland wonen en verdiept ze zich in de vogels aldaar en levert een belangrijke bijdrage aan het onderzoek naar vogels.

Het is een bijzonder boek en vooral de delen waarin ze op het platteland verkeert zijn bijna sereen. De manier waarop de relatie met haar ouders (met name haar moeder) verloopt en ook hoe haar liefdesleven uitpakt is juist het tegenovergestelde. Hoewel de wereld voor de vogels ook niet altijd van een leien dakje gaat, is die wereld toch een stuk voorspelbaarder. De belangrijkste vogel is op een bepaalde manier te spiegelen aan Len zelf: waar Len juist wegloopt uit haar familie, haar werkzame leven en uit de liefde, zoekt de mees Ster juist de confrontatie en eist ze een plek voor zichzelf op.

Een heerlijk boek om mee tot rust te komen. Meijer schrijft in korte zinnen helder proza en ze bouwt het verhaal mooi op, met eigen teksten van Len Howard erdoorheen. En Eva, als je toch ooit gaat kiezen: kies literatuur!

Endo, Shusaku | Stilte

Shusako Endo - StilteDe roeping om Gods Woord te brengen in landen waar Het nog niet is, bij mensen die er nog niet eerder van gehoord hebben is iets wonderlijks. Zo’n gevaarlijk gebied opzoeken doe je niet uit hang naar avontuur, uit verveling of uit een soort halfhartige overtuiging: je gaat omdat je moet, omdat je voelt, weet dat God je daar hebben wil. De hoofdpersoon van het boek Stilte van Sushako Endo voelt een dergelijke roeping en gaat op pad. Het boek is opnieuw uitgebracht door uitgeverij Kok naar aanleiding van de recente verfilming van het verhaal.

Priester Sebastian Rodrigo (zo heet de hoofdpersoon van het boek) scheept zich met nog een andere priester in om naar Japan te reizen, om daar ongelovigen te bekeren, de gelovigen te onderwijzen en de priesters die al ter plaatse zijn te ondersteunen en te bemoedigen. Hij doet dit in weerwil van de verhalen die hem uit Japan bereikt hebben, die beweren dat een voorbeeldige priester in Japan gevangen zou zijn genomen en uiteindelijk zijn geloof zelfs zou hebben afgezworen.

In China aangekomen ontmoeten de priesters een man, die op hen een ronduit kruiperige en onbetrouwbare indruk maakt. Hij beweert echter de weg naar Japan te weten en sterker nog, hij zegt christenen te kennen. Hoewel de man hun weerzin wekt, nemen ze hem aan als gids. Ze komen echter inderdaad aan in Japan en vinden onderdak bij een Japanse gemeente. Lang verhaal kort: lange tijd vertoeven ze daar buiten het zicht van het gezag dat christenen vervolgt, maar uiteindelijk worden ze ontdekt  en opgepakt. Ze zijn verraden door de gluiperige man, die overigens nog steeds volhoudt christen te zijn en smeekt om genade en voortdurend wil biechten.

Maar het is niet zozeer het verloop van de gebeurtenissen die de aandacht van de lezer opeist. Uiteindelijk staat de ontwikkeling van het geloof van Rodrigo centraal in dit boek. Want wie met zo’n roeping, zo’n diepe overtuiging op pad gaat, die weet God aan zijn zijde. Uiteindelijk zal God tussenbeide komen en de evangelist beschermen tegen de heidenen. Dat is uiteindelijk de overtuiging die ieder mens die het goede wil doen diep in zich omdraagt. Maar hoeveel geduld moet je dan hebben? Als je dag in, dag uit bidt om Gods hulp en verlossing, maar niets terugkrijgt dan stilte? Het is die beproeving die Endo pagina na pagina uitspint: God is de grote Afwezige in dit boek.

De beproeving verdiept zich nog als Rodrigo uitgelegd krijgt dat het woord Gods Zoon door een slordige vertaler naar het Japans is vertaald als Gods Zon. En dat is de God die de Japanners altijd al aanbaden, dus uiteindelijk is het hele evangelie ook nog eens niet geland op de manier die Rodrigo voor ogen had. Als dan blijkt dat er mensen een gruwelijke dood sterven voor een evangelie dat helemaal niet het echte is, wordt het laatste restje geloof uit Rodrigo geperst.

En toch is dat ook een vraag die Endo thematiseert: geloof dat je hebt, is dat wel geloof? En als je dat geloof kwijtraakt, betekent dat dan dat je niet meer bij Christus hoort? Is niet uiteindelijk het kwijtraken van alles waar je op hoopte, de volkomen eenzaamheid en verlatenheid de gestalte waarin er pas echt ruimte komt voor God? Rodrigo is de gluiperige man geworden. De lezer is ook de gluiperige man geworden. Het besef dat er niets in jou zelf zit wat je kunt aandragen om de hemel te openen of om God naar je toe te halen sluit langzaamaan de lezer in. Zo komt er ruimte voor de gedachte dat juist het afzweren van het eigen geloof een geloofsdaad is.

Het is een bijzonder boek. Het is al meer dan 50 jaar oud, maar het is bijzonder toegankelijk, uitermate actueel en zeer relevant voor elke christen. Lees dit, mensen!

Verbeke, Annelies | Halleluja

Halleluja  – Een titel die hoop oproept: er is iets of er gebeurt iets waarbij een uitroep van blijdschap op zijn plaats is. De meeste verhalen uit de bundel ‘Halleluja’ riepen  bij mij echter een tegengesteld gevoel op. Annelies Verbeke schrijft boeiend en ze weet haar hoofdpersonages knap neer te zetten in de beperkte omvang van de verhalen. Aan humor geen gebrek, maar toch lieten (bijna) alle verhalen een gevoel van ontgoocheling bij mij achter. Dat is geen fijn gevoel, maar het is wel het talent van Verbeke dat dat teweeg weet te roepen.

De bundel begint met een verhaal vanuit het perspectief van een baby: een huilbaby. Ontroostbaar! Het is grappig om vanuit een babyhoofdje naar de toekomst te kijken, een toekomst die vooral gekenmerkt zal worden door verlies.  Het voorbijgaan van elk moment leidt ook tot verlies uiteraard, maar biedt toch ook weer nieuwe kansen en mogelijkheden?

Sommige personages stoten af, andere roepen mededogen of verbazing op. Soms had ik als lezer de neiging me in het verhaal te mengen: ‘Doe er dan iets aan!’   ‘Neem zelf het heft in handen!’. In andere verhalen overheerste de vervreemding.

Een gemeenschappelijk kenmerk van de verhalen in ‘Halleluja’  zou ik het gebrek aan houvast en herkenning willen noemen. Vaak zijn de dingen anders dan gedacht en herkennen de personages elkaar, de omgeving en zichzelf maar ten dele. Wat is wel zeker, wat is wel waar?

In ‘Bus 88’ blijkt de ik-persoon een ander te zijn dan ze dacht; in ‘De beer’ transformeert een auteur  in een beer die uiteindelijk geen van beide blijkt te zijn. Het lukte me niet altijd een-twee-drie de clou te vatten, maar de verhalen hielden me wel bezig en is dat niet de bedoeling van literatuur? De meeste verhalen eindigen vrij abrupt wat er eveneens toe leidt dat ze je niet meteen loslaten.

Verbeke snijdt actuele thema’s aan: de door bezuinigingen geplaagde zorg waarin voor echt persoonlijk contact steeds minder ruimte is; de problematiek van immigranten die hun plekje in de (Vlaamse) samenleving moeten vinden, onbevredigende relaties, al is dat wellicht een probleem van alle tijden en plaatsen.

Het taalgebruik vond ik op een enkele plaats onnodig grof wat me enigszins irriteerde. De wijze waarop Verbeke haar personages opvoert en situaties beschrijft, vond ik daarentegen plezierig om te lezen.

Mackay, dr. Ewald | Een leeskamer in het Grote Huis

Een leeskamer in het Grote Huis | Dr. Ewald MackayIn dit boek van dr. Ewald Mackay wordt de christelijke kerk voorgesteld als het Grote Huis. In het Grote Huis bevindt zich een enorme leeskamer. In deze leeskamer komt de lezer in aanraking met verschillende teksten en personen uit de geschiedenis van de christelijke kerk.

Ewald Mackay is historicus en filosoof. Vanuit een grote voorliefde voor de rijke christelijke literaire traditie heeft Ewald Mackay dit boek geschreven. In deze handreiking schrijft hij dat lezen vreugde oplevert en dat men zich moet verdiepen in de geschreven historie van de christelijke kerk om die te begrijpen. Zijn liefde voor lezen en de christelijke traditie is op iedere bladzijde te proeven. Het is typisch Mackay als hij, kijkend naar zijn eigen boekenkast, zijn gedachten beschrijft. Hij schrijft: “Achter al de ruggen en kaften gaan werelden schuil van schrijvers en denkers, schilders en componisten. Velen van hen leven niet meer, maar hun stemmen spreken nog altijd door middel van hun boeken, schilderijen en composities. Het is alsof ik mag aanzitten aan een groot gastmaal en al deze mensen mag ontmoeten.”

De lezer wordt direct meegenomen naar de leeskamer. In de leeskamer van het Grote Huis zijn verschillende afdelingen. Elke afdeling staat voor een periode in de rijke literaire geschiedenis van de christelijke kerk. De lezer kruipt door de geschiedenis van de Vroege Kerk (deel II), via de middeleeuwse kerk (deel III) naar de kerk van de (Nadere) Reformatie (deel IV) tot de kerk in de (post)moderne tijd (deel V). Per afdeling lezen we kernfragmenten van 6 á 7 personen. Van iedere persoon wordt een korte levensbeschrijving gegeven. Het leven van deze persoon wordt naast de wereldgeschiedenis gelegd. Het is daardoor volstrekt duidelijk in welke tijd de lezer elk besproken geschrift moet plaatsen. Na ieder fragment volgen er een aantal vragen waardoor de lezer de teksten beter gaat begrijpen, maar ook zetten de vragen de lezer aan tot nadenken over het eigen leven in deze moderne tijd.

Met dit boek wil de auteur een handreiking doen. Door de korte fragmenten wordt de lezer verleid om zich meer te verdiepen in de oude teksten. Op subtiele wijze weet Mackay deze oude fragmenten te verbinden met het heden door de lezer op te roepen om bij het lezen de actuele context mee te nemen. Door deze manier van schrijven, die heel kenmerkend is voor Mackay, is dit boek voor een ieder toegankelijk. De lezer wordt letterlijk meegezogen in de rijke geloofstraditie.
Doordat de schrijver niet wil dat de Nederlandse taal verarmt gebruikt hij met enige regelmaat licht archaïsch taalgebruik. Maar of de lezer nu ‘vertoeft’ of ‘verblijft’ in de leeskamer van het Grote Huis doet niets af aan de leesbaarheid van dit boek.

Deze handreiking laat de christelijke traditie zien, ervaren en begrijpen. Aan die doelstelling wordt ruimschoots voldaan.

Mysliwski, Wieslaw | Steen op steen

Met Steen op steen heeft de Poolse auteur Myśliwski een geweldig boek geschreven. Het vraagt wel wat van de lezer. Myśliwski gaat heel associatief te werk: hij knoopt herinnering aan herinnering, anekdote aan anekdote en je moet er echt je aandacht bij houden om in zijn gedachtestroom mee te gaan. Het is de inspanning echter ruimschoots waard!

Hoofdpersonage Szymek Pietruszka keert na een lange periode in het ziekenhuis terug in zijn geboortedorp met het plan om een graf van steen te bouwen waarin zijn hele familie, namelijk zijn ouders, broers en hijzelf, (her)begraven kunnen worden.  Dit gegeven loopt als een soort rode draad door het hele verhaal en daarnaast vertelt Szymek, als ik-persoon, over zijn leven. Gebeurtenissen uit zijn jeugd worden afgewisseld met belevenissen uit zijn partizanentijd in de Tweede Wereldoorlog. Naast allerlei verhalen over zijn eigen leven, vertelt hij over dorpsgenoten, familieleden, medepartizanen om vervolgens weer in zijn eigen leven terug te keren.

Je krijgt in Steen op steen een beeld van de omstandigheden op het platteland van het vooroorlogse Polen. Je leeft mee in de bittere strijd van de partizanen tegen de Duitse overheersers. Het opent je ogen voor de lijdensweg van de Poolse bevolking onder de Duitse bezetting. Het geeft inzicht in het leven van de Polen tijdens de periode van de communistische dictatuur waarin oude katholieke tradities botsen met de opvattingen van de machthebbers.

Myśliwski wisselt filosofische opmerkingen af met humoristische beschrijvingen van bijvoorbeeld Szymecs kwajongensstreken en de rauwe werkelijkheid van het boerenbestaan.  Aangrijpend vond ik het gedeelte waarin de vader van Szymek de zinloosheid van oorlog verwoordt. ‘Waar zouden we dan voor moeten vechten? We ploegen, we zaaien, we maaien, wie zijn wij tot last? Een oorlog zal de wereld niet veranderen. Ze zullen elkaar alleen uitmoorden en het zal zijn zoals het was voor de oorlog. En weer zullen het de boeren zijn van wie er het meest in de grond achterblijven. En niemand zal zich ook maar herinneren dat ze hebben gevochten en waarvoor. Want gedenkstenen of boeken laten boeren niet achter, enkel tranen.’

Myśliwski’s taalgebruik is ongepolijst, grof soms, maar wel passend bij de keiharde werkelijkheid die door Myśliwski beschreven wordt.

‘Steen op steen’ is bij uitstek een boek voor lezers die van historische en psychologische romans houden en graag willen nadenken over wat ze lezen. Daarbij moeten ze bereid zijn om zich mee te laten nemen in de gedachtespinsels van de hoofdpersoon en zo af en toe een stukje te herlezen om het echt te begrijpen. Het prachtige verhaal is dit alleszins waard!

Mak, Geert | De levens van Jan Six

De levens van Jan Six - Geert MakGeert Mak z’n nieuwste boek gaat over Jan Six. Hij is het schoolvoorbeeld van een 17e eeuwse, geslaagde man. Hij kwam op 14 januari 1618 ter wereld. Hij maakte deel uit van een rijke familie die lakens verfde en daar geld als water mee verdiende. Jan was niet gemaakt voor dergelijk vakmanschap en hield zich vooral bezig met kunst, literatuur en het bestuur van de stad.

Hoewel de kunst en de literatuur zijn hele leven belangrijk voor hem bleven, stak hij er vooral in zijn jonge, ongehuwde jaren veel tijd in. Ook hij maakte de reis naar Italië, zoals zoveel van zijn tijdgenoten deden. Het doel van de reis was het opbouwen van een zakelijk netwerk, maar ook het opdoen van culturele bagage. Jan geniet met volle teugen en als hij terug is in Amsterdam maakt hij al snel naam als cultuurkenner en verzamelaar (hij kaapte met zijn bijna onbeperkte financiële kracht menigmaal een cultuurschat onder de neus van concurrenten weg).

Maar er moet een vrouw in zijn leven komen. Er moet, schrijf ik, want het huwelijk is duidelijk heel strategisch gesloten. Het gaat om de dochter van Nicolaes Tulp, een van de invloedrijkste burgermeesters van Amsterdam van die tijd. Wel invloed, niet zoveel geld was een uitstekende keus voor Jan, die veel geld had, maar nog wel wat invloed wilde. Daarna raakt de kunst wat meer achterop en is Jan vooral bezig het politieke spel te spelen en bestuurlijke (lees lucratieve) functies veilig te stellen voor zichzelf en zijn vriendjes.

Ook de vriendschap van Jan Six met Rembrandt van Rijn komt duidelijk in het boek naar voren. Dat is helaas niet gunstig voor Rembrandt, want die komt weliswaar geniaal in beeld, maar vooral ook als onbetrouwbaar, schuldenmakend, harteloos en asociaal.

Prachtig laat Geert Mak zien hoe Jan Six zich ontwikkelt van losse jongeman, die vooral feest viert en achter de vrouwen aanzit (of in elk geval één) tot een man die zijn verantwoordelijkheid neemt in zijn dagelijks leven, zijn huwelijk en in de stad. Six dient zo als een mooi exempel om een hele tijd door te lichten.

Geert Mak beschrijft vervolgens ook de afstammelingen van Jan Six, maar die staan toch vooral in de schaduw van hun machtige voorvader. Opvallend is wel dat ze vrijwel allen steeds opvallen in hun omgeving en altijd weer een vooraanstaande plek pakken, hetzij in het maatschappelijke, hetzij in het zakelijke leven.

Fantastisch boek. Het enige waar ik me een beetje aan stoorde in dit boek is de vele speculaties die Mak maakt, over liefdes van Jan, over de gunsten die hij kreeg of verleende, enzovoort. Vaak in de vragende vorm, maar wat mij betreft toch te speculatief. Daar bediende hij zich in eerdere boeken een stuk minder van.

Coetzee, J.M. | De schooldagen van Jezus

J.M. Coetzee - De schooljaren van JezusCoetzee won in 2003 de nobelprijs voor de literatuur. De schrijver uit Zuid-Afrika staat bekend om zijn eenvoudige stijl: hij schrijft korte zinnen, besteedt weinig tijd aan sfeerbeschrijvingen en heeft ijzersterke dialogen. Toch weet hij vaak belangrijke thema’s dichtbij te brengen door zijn toegankelijke stijl.

In dit boek, dat een vervolg is op De kinderjaren van Jezus, groeit het jongetje David verder op en moet er een school voor hem worden gevonden. David komt terecht op een school die het accent legt op dans en via dansen voor de sterren probeert uit te leggen hoe de wereld in elkaar zit. Dat klinkt tamelijk absurd in de oren van pleegvader Simon, de pleegvader van David, die zichzelf geen houding meer weet te geven. Ook de pleegmoeder, Ines heeft moeite met de schoolkeuze van haar pleegzoon. Het is een school die in alle opzichten vreemd opereert (kinderen gaan op jonge leeftijd intern terwijl ze in dezelfde stad wonen, ze gaan een weekendje weg naar een naturistenstrand), maar David voelt zich er als een vis in het water en deelt mee dat men hem begrijpt.

De schoolloopbaan van David lijkt een abrupt einde te krijgen als zich een schokkende gebeurtenis op school voordoet en Simon verwacht dat David nu wel een afschuw van de school zal krijgen. Maar zelfs dan houdt David vast aan zijn voorkeur.

Het boek lijkt over Jezus te gaan, maar nergens in het boek wordt Hij genoemd. Toch zijn bepaalde elementen heel herkenbaar: twee gewone mensen die een heel bijzonder kind moeten opvoeden, die hen in alles te slim af lijkt te zijn. De pleegvader, Simon, probeert zijn zoon puur rationeel op te voeden en voert zeer geduldig socratische gesprekken met hem. Maar zelfs deze geduldige man, die bijna nooit zijn zelfbeheersing verliest kan niet op tegen de onbevangen, bijna onwerkelijke vragen van zijn pleegzoon. Dit hoofdthema lijkt vooral terug te voeren op de twaalfjarige Jezus in de tempel.

Waar vader probeert verstandig te zijn, geeft zoon voluit de voorkeur aan het gevoel en de ziel en sluit zijn vader dan ook voortdurend buiten. De lezer voelt de frustratie mee en meteen dringt zich de vraag op: hoe zou ik met Jezus zijn omgegaan als ik hem zou hebben ontmoet? Ook ander personages en situaties in het boek doen aan het leven van Jezus denken. De vergevingsgezindheid van David, de pleegouders die voortdurend de herkomst van hun kind thematiseren, een lerares op school heet Ana Magdalena.

Het mooie is wel dat vader niet opgeeft om zijn zoon te begrijpen en zichzelf uiteindelijk voorzichtig openstelt voor de wereld van zijn kind en aan het eind gloort een begin van begrip. Ik verwacht nog een deel in deze serie. Hopen dat dat geen drie jaar duurt.

Rowley, Steven | Lily en de octopus

.

Lily en de octopus is een verhaal dat mij enorm geraakt heeft maar tegelijk op afstand hield. Lily is de twaalfjarige teckel van Ted Flask en het hoofdpersonage van het boek. Ted is een homoseksueel die het geluk in de liefde (nog)  niet gevonden heeft en Lily is in zeker opzicht een plaatsvervanger voor een menselijke partner.

De conversaties tussen Ted en Lily worden met humor beschreven en de wijze waarop man en hond samen een spelletje Monopoly spelen is ronduit komisch. Hun geluk wordt echter bedreigd: ‘De octopus heeft stevig beet en klemt zich vast boven haar oog. [….] De octopus lijkt zowel kwaad als misplaatst. “Agressief” is misschien een beter woord. Alsof hij zichzelf aankondigt en zijn ruimte opeist. Ik ga niet liegen. Hij is even angstaanjagend als verbijsterend. Ik heb eens ergens een filmpje gezien van een octopus die zich zo goed op de oceaanbodem wist te camoufleren dat hij volkomen onzichtbaar was, tot er een onfortuinlijke wulk of krab of slak langskwam en hij opdook, om met dodelijke precisie toe te slaan. […] Als je hem eenmaal had gezien kon je hem eigenlijk niet meer níét zien – […].’

Lily heeft een tumor op haar kop, in Teds woorden een octopus die haar met zijn tentakels in zijn greep houdt. Ted gaat de strijd aan. Hij wil Lily, die we in flashbacks zien opgroeien van puppy tot de bejaarde hond die ze nu is, niet opgeven.  De eenzaamheid die hem wacht zonder Lily is te groot om onder ogen te kunnen zien en daarom zal de monsterlijke octopus vernietigd moeten worden.  Een bizarre strijd volgt waarbij je in een fantasiewereld terecht komt die het verhaal wat mij betreft enigszins aan kracht doet verliezen.

Het knappe in Lily en de octopus vind ik de wijze waarop je door Steven Rowley geconfronteerd wordt met mogelijk verlies van een geliefd dier (of persoon…). De onaanvaardbaarheid, het niet willen of kunnen loslaten, wordt zo beschreven dat je meevoelt, zelfs meestrijdt. Uiteindelijk moet Ted het gevecht opgeven en laat hij Lily los. ‘Ze was twaalf en een half in echte jaren, wat zevenentachtig in hondenjaren is. Ik ben tweeënveertig, oftewel tweehonderdvierennegentig. We hebben twaalf prachtige jaren samen gehad. Oftewel vierentachtig in hondenjaren. […] Er werd hartstochtelijk van je gehouden.’

Ted, die het in alle opzichten van het hier en nu moet hebben, pakt zijn leven weer op. Hij ontmoet Byron aan wie hij zijn verhaal over Lily vertelt en daarmee eindigt het verhaal toch hoopvol voor Ted. Persoonlijk vind ik het ontbreken van een perspectief dat verder reikt dan het leven van geboorte tot sterven echter schrijnend.

Eenzaamheid, verlangen naar geluk, liefde, angst voor lijden en dood zijn trefwoorden in Lily en de octopus. Rowley verstaat de kunst om je te raken. Hij raakte mij echter kwijt toen de strijd tegen de octopus bizarre vormen aannam en de verhaalwerkelijkheid opging in een fantasiewerkelijkheid.

Weghorst, Angela | Anders

Angela Weghorst, werkzaam bij en oprichter van TwinQ, een onderzoeks- en adviesbureau, heeft een grootschalig onderzoek gehouden onder zo’n 4000 5- tot 25-jarigen. Het heeft geresulteerd in een stevig boek waarin ze haar onderzoeksresultaten op prettige en heldere wijze inzichtelijk maakt: Anders, het echte verhaal van Generatie Zenz, de 5- tot 25-jarigen van nu.

Vorm en inhoud zijn loepzuiver op elkaar afgestemd. Een kleurrijk boek en verhaal dat verteld moet worden. Veel informatie geeft de schrijfster en onderzoekster Weghorst. Het is een boek geworden dat je blijft doorbladeren en doorbladeren, op zoek naar de informatie die bij je past. Informatie waar je op dat moment behoefte aan hebt.

Weghorst beschrijft op nauwkeurige, gedetailleerde wijze haar onderzoek: de vragen, de interviews met kinderen en jongeren/jongvolwassenen, geeft inzicht in de resultaten, analyseert en concludeert. Ze doet dit op een manier die je raakt. Het is geen droog, wetenschappelijk boek geworden, maar een boek dat leeft. Een persoonlijk voorwoord, een persoonlijke opdracht voorin het boek, de persoonlijke verhalen, Weghorst spreekt aan. Ze geeft duidelijk aan hoe het boek is opgebouwd: 2 delen met elk een aantal hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk geeft ze aan hoe ‘de jeugd van tegenwoordig’ eruit ziet, wat deze groep kenmerkt. Ze behandelt de diverse maskers waarachter de jonge mensen ‘van tegenwoordig’ zich kunnen verschuilen: het masker van de gevoelens, het gedrag en die van de overtuigingen. In het derde hoofdstuk behandelt ze de diverse oudertypen: verantwoord, compromiszoekend, verwennend en de no- nonsenseaanpak. Van aanpassend tot dominant en van opvoedingsonbewust tot opvoedingsbewust. Een overzichtelijk schema op blz. 184 vat een en ander nadrukkelijk samen.

Angela Weghorst laat zien hoe de invloed die een docent op een leerling uitoefent enorm kan zijn, waarbij ze nadrukkelijk verwoordt dat docenten geen superhelden zijn en toch heel veel verschillende rollen vervullen: psycholoog, politieagent, medeopvoeder, om maar enkele rollen te noemen.

Interessant is het deel dat labelen van kinderen en jongeren aan de orde stelt. ‘Daarnaast ben ik van mening dat we de invloed van de sociale omgeving ook niet moeten onderschatten.’ (…) Zijn onze kinderen dan zoveel veranderd of is de wereld om ons heen veranderd? (…) Kinderen en jongeren dienen in de pas te lopen met de rest en afwijkend gedrag wordt steeds minder geaccepteerd en steeds sneller gerapporteerd.’ Opvallend detail is dat Weghorst stelt dat kinderen en jongeren blijkbaar wel uren stil kunnen zitten als ze met de digitale media bezig zijn. Ze stelt dat belangrijke opvoedwaarden die vroeger nog in tel waren, heden ten dage in de vergetelheid zijn geraakt: rust, reinheid en regelmaat.

Het doel van het boek? Angela Weghorst: ‘Ik hoop ook van harte dat dit boek zal bijdragen aan mijn droom: dat iedereen zichzelf mag zijn, gewoon zoals ie is. En dat iedereen de kans krijgt om de beste versie van zichzelf te kunnen worden, en niet een aangepaste versie zoals ( we denken dat) anderen willen dat we zijn.’

Weghorst heeft haar doel ruimschoots bereikt.