Hickey, Christine Dwyer | De laatste trein uit Ligurië

Ben je nog op zoek naar een goed vakantieboek? Stop maar met zoeken. De laatste trein uit Ligurië is het perfecte boek om te lezen aan het strand, bij het zwembad of in de tuin. De Ierse Christine Dwyer Hickey heeft haar eigen familiegeschiedenis verwerkt in een boek dat de lezer vasthoudt tot het eind. In 2009 kwam dit boek uit als ‘Last Train from Liguria’. Dit jaar is het vertaald naar het Nederlands door Paul Bruijn en Jetty Huisman voor Uitgeverij Marmer.

De laatste trein uit Ligurië speelt zich af op verschillende plaatsen en in verschillende tijden. Edward wordt geïntroduceerd als hij in de jaren twintig moet vluchten uit Ierland omdat hij zijn zus heeft vermoord. Hij laat alles achter en begint een nieuw leven in Italië. Een kleine tien jaar later vertelt Christine Dwyer Hickey verder vanuit het perspectief van Bella. Zij moet Ierland ook verlaten, maar om een andere reden. Haar vader heeft voor haar een baan geregeld bij een rijk gezin in Italië. Daar in Italië zal ze de kinderjuffrouw worden van een zesjarig jongetje, Alec. In Italië heeft Bella een moeizame start. Ze krijgt maar moeilijk contact met Alec.

‘Alessandro?’ begint ze, met duidelijk onderscheiden lettergrepen, terwijl ze in gedachten een paar geschikte zinnetjes voorbereidt, in de feer van: Ik ben je vriendin. Ik doe niets, hoor. Je hoeft niet zenuwachtig te zijn. Ze gaat op haar hurken naast hem zitten, pakt hem zachtjes bij zijn bovenarmen en kijkt hem aan, en ditmaal gebruikt ze de naam die Elida hem gaf: ‘Alesso, senti. Sono tua amica e spero che…’

Ze voelt hem onder haar handen verstijven. Zijn oogleden trillen even en zijn ogen rollen wit weg. Bella, enigszins onthutst, laat hem los. Dan praat hij. ‘We mogen hier geen Italiaans spreken, signora’, zegt hij, licht hakkelend. ‘A-alleen Engels.’

(p. 122)

Alec heeft wel een goede band met zijn pianoleraar. Het is Edward die boven de garage van de familie woont. Edward is de stabiele man waaraan niet alleen Alec, maar ook Bella zich optrekt. Zeker als het fascisme op komt zetten in Italië. Alec is in gevaar omdat hij joods is en Bella krijgt de opdracht om met Alec te vluchten. Hoewel Edward een steun is, blijft hij mysterieus en onbereikbaar voor Bella. Ook voor de lezer is niet duidelijk wat er omgaat in Edwards hoofd. Na de eerste hoofdstukken van De laatste trein uit Ligurië vertelt Christine het verhaal uit het perspectief van Bella. Christine wisselt dit perspectief af met een verhaal van zestig jaar later. Anna gaat regelmatig op bezoek bij haar dementerende oma. Haar nonna blijkt af en toe in het Italiaans te praten en noemt de naam ‘Alec’.

Hoe Anna’s en Bella’s verhalen in elkaar passen wordt langzaamaan duidelijk. Christine wisselt daarbij vloeiend tussen de verhaallijnen. Pas bij het herlezen van het boek viel me op dat Anna’s verhaal vanuit een ik-perspectief is geschreven en dat het verhaal van Bella een personaal perspectief heeft. Ondanks de grote tijdsprongen en perspectiefwisselingen is De laatste trein uit Ligurië een geheel. Christine brengt gevoel over, zonder dramatisch te worden. Of het nou de sfeer in het verpleeghuis is, of de dreiging van het antisemitisme in het Italië van de jaren dertig, geen enkel moment verveelt De laatste trein uit Ligurië. Christine pakt je aandacht en laat je niet meer gaan.

Hillman, Robert | De boekwinkel voor gebroken harten

Omslag Boekwinkel voor gebroken harten

De boekwinkel voor gebroken harten vertelt het verhaal van drie mensen. Een ontroerend verhaal over doorgaan met leven als alles je is afgepakt. De Australische fictie- en non-fictieschrijver Robert Hillman schrijft geen romantisch sprookje, maar een authentieke roman over beschadigde levens.

De boekwinkel voor gebroken harten begint vanuit het perspectief van Tom Hope. Tom is een boer in een afgelegen gebied van Australië. Hij is geen boer geworden omdat hij dat altijd al wilde worden, maar omdat het leven liep zoals het liep. Zijn vrouw lijkt niet tevreden en vertrekt met onbekende bestemming. Als ze weer terugkomt, blijkt ze zwanger van een ander. Tom voedt het jongetje, Peter, op alsof het zijn eigen zoon is. Als zijn vrouw weer met de noorderzon is vertrokken, neemt ze Peter mee naar een Jezuskamp.

Tom blijft alleen achter. Maar dan komt Hannah in beeld. Ze heeft Auschwitz overleefd en is naar Australië vertrokken om een boekenwinkel te openen in een boerendorp. Zodra Tom en Hannah elkaar leren kennen, horen we ook Hannah’s verhaal. In Auschwitz is Hannah van haar zoon gescheiden. Hoewel Hannah extravert is, kan ze met niemand praten over haar verlies. Het hele boek door blijft het de vraag of Hannah, Peter en Tom hun trauma’s kunnen verwerken. Kunnen ze verder leven als het dierbaarste ze is afgepakt?

Robert Hillman kan met weinig woorden een sfeer neerzetten. In één zin beschrijft hij hoe Tom met zijn vrouw omgaat als ze terug is gekomen:

Tom was lief voor haar, liever dan toen hij nog van haar hield.

(p. 18)

Hoewel De boekwinkel voor gebroken harten een zoetsappig liefdesverhaal had kunnen zijn, is het veel meer dan dat. De boekwinkel gaat over standaard thema’s als liefde en verdriet, maar Hillman vertelt toch een origineel verhaal. Hannah en Tom zijn totaal verschillend en hebben compleet verschillende achtergronden en ervaringen. Gaandeweg het verhaal komen ze echter dichter bij elkaar en zie je steeds meer overeenkomsten.

Dat Hannah en Tom allebei hun (stief)zoon hebben verloren, betekent volgens Hillman niet dat hun verlies en trauma’s vergelijkbaar zijn. Het verlies van Hannah is een verlies dat nooit minder wordt. De boekwinkel voor gebroken harten gaat volgens Hillman ook niet over het helen van gebroken harten, maar over de vraag of iemand ondanks de vreselijke last die hij of zij moet dragen, de poëzie in de wereld nog kan zien. De boekwinkel voor gebroken harten is literatuur zonder dikdoenerij, een absolute aanrader.

Bernart, Sandra | Ik zag Menno

Sandra Bernart debuteerde met dit fraai geschreven boek. Ik zag Menno is een tragikomisch verhaal dat je pakt van begin tot eind. Het is de verdienste van Bernart dat het verhaal ook literaire waarde heeft.

‘Het is heel reëel dat Kim en ik samen gelukkig oud zullen worden. Dat heb ik berekend. Toeval bestaat niet.’ Vincent heeft berekend dat hij gelukkig zal worden met Kim. Dit geeft de ietwat autistische hoofdpersoon de enige zekerheid in zijn bestaan. Kim en Vincent boeken op een dag hun huwelijksreis. In een van de reisbrochures ziet Menno plotseling een foto staan waarop hij zijn verdwenen en doodgewaande broer Menno ziet. Hij raakt zo geobsedeerd door wat hij ziet, dat hij alle zekerheden in zijn leven langzaam maar zeker, vastberaden als hij is, opgeeft en loslaat en op zoek gaat naar de herkomst van de foto met als doel zijn broer zien te vinden. Zijn persoonlijke queeste brengt hem in Spanje. Wanneer hij na lang zoeken, dolen, straatartieste Rosana ontmoet en haar beter en beter leert kennen ontdekt hij dat het leven dat zijn broer Menno leidde, niet gek was. De muren van Vincents zekere bestaan, met al zijn berekeningen en wetmatigheden, brokkelen langzaam maar zeker af. Hij voelt steeds meer dat juist de onzekerheid van het leven heel ontspannen is, hem voldoening biedt en hem gelukkig maakt. Deze wetenschap brengt Vincent in verwarring, maar het is er een van de gelukkige soort.

Ik zag Menno is een literaire roman met passages die flonkeren als juweeltjes. De trefzekerheid van Bernarts schrijven, de passie voor het schrijverschap dat afstraalt van de pagina’s en de goedgekozen woorden om gevoelens van personages te omschrijven maken dat deze roman literair genoemd kan worden. Een voorbeeld: ‘Of ik alle tijd had deed er wat mij betreft niet toe. Iedereen heeft alle tijd. Ik heb niet meer tijd gekregen dan iemand anders. Het is maar net hoe je met die tijd omgaat.’ Juist de eenvoud van de woorden brengt hier een diepere lading, een diepere dimensie aan.

Vincents gedachten spelen een grote rol in het verhaal, ze geven diepte aan het verhaal. Zo ook wanneer hij op een loopband staat op het vliegveld: ‘Hier op de loopband zijn we allemaal gelijken, passanten met ieder een eigen bestemming. Niet je herkomst maar je doel is wat het verschil maakt. We zijn allemaal onderweg en bevinden ons op neutraal terrein tussen het vertrouwde verleden en een onbekende toekomst, die we alvast voorzichtig hebben ingekleurd met verwachtingen en hoop.’ Geniaal, nietwaar?

Het boek gaat over observeren en zien. Op het moment dat Vincent de regie van zijn leven meer uit handen geeft en de vonk tussen hem en Rosana overslaat en ze samen aan zee zitten, antwoordt Rosana op de vraag van Vincent of er ook dolfijnen zijn: ‘Ja, die zijn hier. Soms zie je ze springen, meestal in groepjes. Maar je moet er niet naar zoeken. Dan zul je ze nooit zien. Pas als je niet meer naar ze zoekt, ga je ze zien.’

Ik zag Menno heeft een onverwacht en haast spannend einde. Vincents gedrag roept steeds meer vragen op, hij breekt met alle zekerheden en grenzen in het bestaan en overschrijdt tevens die van anderen. Sandra Bernart heeft een ge(s)laagd debuut afgeleverd!

 

 

 

Kranendonk, Anke | Weihnachtsoratorium

Weihnachtsoratorium is een novelle van Anke Kranendonk. Anke is actrice en schrijfster. Haar literaire debuut maakte ze met Altijd Vrolijk (waar we natuurlijk een recensie van hebben). Omdat Altijd Vrolijk in mijn persoonlijke top 10 staat, kon ik Weihnachtsoratorium niet laten liggen.

Anke trekt ons het podium op waar Helle een solo heeft in het Weihnachtsoratorium van Bach. Haar man en zoon zijn komen kijken. Als Helle na afloop haar man zoekt, is hij nergens te vinden. Helle voelt zich verlaten door haar man en dat wordt niet beter als ze haar man thuis aantreft.

Daar ligt hij, op de bank, onder het geelgeruite dekentje.
‘Frank’, zegt ze. ‘Wat is er?
‘Niks’, zegt hij, zonder op te kijken. De tv staat aan. Een schietfilm op Veronica.
‘Waarom lig je hier?’
‘Lekker’, antwoordt hij. ‘Ik was natgeregend.’
Een glas wijn staat naast hem. Zo’n grote, veel te vol geschonken.
‘Waar was je?’
‘Hier.’
‘Ik heb je overal gezocht.’
‘Ik was weggegaan.’
‘Waarom?’
Hij geeft geen antwoord, loert naar de tv.
(p. 35)

Weihnachtsoratorium lijkt over een saaie echtelijke ruzie te gaan, maar door Anke’s schrijfstijl wordt het een ruzie van betekenis. Anke heeft duidelijk inzicht in de mens. Als ze haar verhaal net iets anders had verteld, dan zou Weihnachtsoratorium over niets meer dan een grappige ruzie gaan. Ze vertelt alleen op zo’n manier dat je meevoelt met Helle en je zelfs geïrriteerd raakt door haar man. Weihnachtsoratorium is een kort verhaal, maar je wordt echt meegenomen in de ontwikkelingen die Helle doormaakt.

Op een enkele vloek na, zijn er geen minpunten. Weihnachtsoratorium is een boek dat je niet aan de kant zult leggen voor het uit is. Gelukkig hoeft dat ook niet, omdat het maar 91 pagina’s lang is. Ik bleef wel zitten met één vraag. Wat betekent het einde? Als iemand mij dat kan uitleggen, laat het weten!

Martens, Lidewij | Tot je valt

Wanneer je in het verleden een leerlinge hebt mogen begeleiden die beginnende anorexia had, wanneer je weet welke impact dit heeft op het leven van een jong meisje, dan kan het niet anders zijn dan dat Tot je valt van Lidewij Martens je van de sokken blaast.

Tot je valt is verstillende proza. Kalm, kabbelend als een fris beekje in het Limburgse heuvellandschap verwoordt Martens haar heftige thematiek: anorexia. Het verhaal verloopt als volgt: Nico, veerman van een door hemzelf aangekochte pont, vaart elke dag heen en weer naar de overkant. De bouw van de nieuwe brug over het water gaat gestaag door, wetend dat wanneer de brug klaar is, het ‘vaardoek’ voor hem valt. Tegen de achtergrond van dit decor speelt het verhaal zich af. Meerdere keren in het verhaal lezen we beetje bij beetje hoe het verder gaat met de brug. Het houdt gelijke tred met de ontwikkelingen in Nico. Het gaat naar een onverbiddelijk einde. Tijdens de overtochten die hij dagelijks maakt, gaan zijn gedachten uit naar zijn dochter Geesje. Hij denkt aan hoe ze eet, hoe ze praat om hem af te leiden van haar eetgedrag- en patroon. ‘Als je echt wilt, maar dan ook echt, kun je alles.’ Ook niet eten, klinkt een stem in zijn hoofd.’

Nico worstelt steeds met de dood van zijn dochter Geesje, ze viel ten prooi aan anorexia. Op een dag ontmoet Nico een nieuwe passagier, een jonge vrouw van negentien. Ze doet hem erg denken aan Geesje. Zijn onmacht tegenover de levenslust en de wilskracht van de jonge vrouw worden op grootse wijze klein beschreven. Zoals Nico en Geesje over de grenzen van de dood heen elkaar ten diepste niet kunnen loslaten, zo blijven beide personages haken in de geheugens en harten van de lezers.

Het blijft niet bij die ene ontmoeting, Nico gaat steeds meer uitzien naar deze jonge vrouw die hem mateloos intrigeert. Ze leren elkaar steeds verder en dieper kennen. Ondertussen gaat de bouw van de brug verder…

Lidewij Martens vertelt in fraaie zinnen haar verhaal. Hoe heeft het zover kunnen komen met Geesje? Welke rol speelde de scheiding van haar ouders? Haar lichamelijke ontwikkeling en het kopen van haar eerste bh maken veel los in Geesje. Langzaam maar zeker wordt de lezer deelgenoot van Geesjes psyche, haar strijd, haar verdriet, haar pogingen om haar ouders bij elkaar terug te krijgen. In wisselende perspectieven en vele flashbacks leer je de personages goed kennen en zie je wat hen bezielt en hoe hun ‘struggling for life’ zich ontwikkelt.

‘Ze had mijn geluk niet onder controle. En ik luisterde niet. Haar lichaam luisterde wel. Het gehoorzaamde, al kon ze nergens aan denken dan aan die appel in haar tas. Als ze niet at, had ze weer gewonnen.’

Het boek bevat achterin enkele mooie leesvragen voor leesclubs en biedt stof tot nadenken en beleven voor scholieren en hun docenten Nederlands.Tot je valt is verplichte kost op alle leeslijsten literatuur in het voortgezet onderwijs alsmede voor alle hulpverleners binnen de geestelijke gezondheidszorg. Opdat we zullen herkennen, leren en.. strijden.

 

Levy, Deborah | Warme melk

Warme Melk laat zien hoe getalenteerd Deborah Levy is. Deze Britse auteur (1959) heeft alles geschreven wat er te schrijven valt. Poëzie, fictie, non-fictie, toneelspelen en zelfs hoorspelen. In 2016 heeft Levy het origineel Hot Milk geschreven en in 2017 hebben Astrid Huisman en Roos van de Wardt Hot Milk vertaald voor uitgeverij De Geus.

In Warme Melk volgen we Sofia en haar moeder Rose. Sofia is met haar moeder afgereisd naar Spanje. Daar werkt een arts die haar moeder misschien kan helpen. Het is een laatste poging om Rose te genezen. Sofia’s moeder heeft al talloze artsen versleten. Elke keer dat ze in de buurt komt van een diagnose en behandeling komt er een nieuwe klacht bij. Haar moeder kan soms lopen, soms niet. Meestal niet als Sofia in de buurt is. Rose claimt Sofia in alles. Toch is het maar de vraag of Rose haar dochter bij zich probeert te houden, of dat het Sofia is die haar moeder niet los kan laten.

Rose zat in haar stoel. Haar achteraanzicht was verschikkelijk om te zien. Het was kwetsbaar. Van achteren lijken mensen meer op wie ze écht zijn. Haar haar was opgestoken en ik zag haar nek. Haar haar werd dunner. Er hingen een paar krulletjes in haar nek, maar afgaand op het vest dat ze in de hitte van de woestijn netjes over haar schouders had gedrapeerd kreeg ik de indruk dat ze dit ritueel van haar moeder had geërfd en naar Almería had geëxporteerd. Het was heel aandoenlijk, dat vest. De liefde voor mijn moeder is als een bijl. Ze hakt er diep in.

(p. 144)

Warme melk zit tjokvol motieven. De melkweg is het eerste motief dat aan bod komt. Niet de echte melkweg, maar een screensaver op Sofia’s laptop. De melkweg lijkt te staan voor het leven. In het begin zit de melkweg (Sofia’s leven) in haar laptop. Maar Sofia komt los van haar oude digitale leven. Warme Melk is een ontdekkingstocht voor Sofia. Ze laat al haar remmen los en probeert los te komen. Los van banden die gesymboliseerd worden door de hond van Pablo en medusa’s. De hond van Pablo is een overduidelijk symbool omdat hij altijd vast zit aan een ketting en door Sofia wordt bevrijd. De medusa’s staan op twee manieren symbool voor banden. Als de mythische figuur Medusa die je versteende met haar blik, maar ook als de zeemonsters (kwallen) die je omstrengelen met hun tentakels.

Sofia komt nogal radicaal los van haar banden. Ze gaat mee in wat er gebeurt zonder enige terughoudendheid. Ze lijkt de controle kwijt. Ondanks dat ik me niet kan identificeren met Sofia boeide Warme Melk me wel. Deborah Levy heeft een prettige en afwisselende stijl van schrijven. Ze omschrijft precies genoeg en laat ruimte voor je eigen verbeelding. Wat mij betreft is Warme Melk een absolute aanrader, alleen is de incidentele vloek jammer en overbodig.

Keeken, Caroline van | Zo worden wij niet

Caroline van Keeken’s Zo worden wij niet is het perfecte plaatje. Uiterlijk en innerlijk. Er wordt in recensies niet vaak aandacht besteed aan de omslag van een boek, maar deze verdient alle aandacht. Een voorkant zo mooi als een schilderij en een titel zo sterk als een (heel kort) gedicht. Hoe kan iemand dit boek laten liggen?

In Zo worden wij niet leven we kort mee met alledaagse mensen. Van een jong meisje tot een echtpaar op leeftijd. En ook al lijken ze zo gewoon dat ze je buren hadden kunnen zijn, hun verhalen zijn bijzonder. Bijna alle personages zitten opgesloten. Meestal niet letterlijk opgesloten, maar vast in zichzelf, in wat anderen van hen verwachten, in wat ze van zichzelf verwachten. Zo merkt het echtpaar in het titelverhaal dat ze langzaam veranderen in de typische 65-plussers die ze nooit wilden worden.

We zijn het stel geworden dat we vroeger uitlachten. We wierpen elkaar blikken van verstandhouding toe, wanneer het zwijgende echtpaar naast ons op het terras de ober vermoeid om de rekening vroeg. Zo worden wij niet. We gaven de ander een onopvallende knipoog, grinnikten om grijzige instappers, bruine sandalen, om routine en verveling.
(p. 148)

Sommige personages ontsnappen, maar als ze dat doen, doen ze dat op een verrassende manier.

Caroline van Keeken vertelt nooit te veel. Haar verhalen beginnen direct, zonder introductie. Langzaamaan vertelt ze precies genoeg om het verhaal te blijven volgen. Eigenlijk moet je altijd tot het einde blijven lezen om het hele verhaal te snappen. Zo wist ik meerdere keren pas aan het eind of de hoofdpersoon een man of een vrouw was. Die manier van schrijven zorgt ervoor dat je constant verder wilt lezen en nooit het gevoel hebt dat het verhaal niet opschiet.

De meeste verhalen zijn in dezelfde stijl geschreven, met een zelfde opbouw, waarbij de ontknoping voor de laatste bladzijde bewaard wordt. Sommige verhalen wijken af. Neem Ljoeda, het verhaal waar Caroline van Keeken de NPO Verhalenwedstrijd 2015 mee won. Dit verhaal is abstracter, kunstzinniger. In drie bladzijden vertelt Van Keeken een verhaal over een dramatische gebeurtenis. Ze beschrijft het echter afstandelijk. De emoties van de hoofdpersoon worden niet beschreven. Desondanks is het duidelijk wat ze voelt. Een knap verhaal, maar toch ben ik blij dat Caroline de lezer in de andere verhalen iets meer begeleidt en meeneemt in de emoties van de hoofdpersonen.

Zo worden wij niet is een fantastisch boek dat makkelijk leest. Negatieve punten zijn er eigenlijk niet te vinden. De ontwikkelingen die de hoofdpersonen doormaken zijn indrukwekkend gezien de lengte van de verhalen. Ik ben dan ook erg benieuwd wanneer de eerste roman van Caroline van Keeken zal verschijnen!

Mauriac, François | Thérèse

Thérèse is de tweede uitgave van de nieuwe Uitgeverij Bint. (De recensie van de eerste roman vind je hier.) Deze dubbelroman van François Mauriac bestaat uit Thérèse Desqueyroux (1927) en Het einde van de nacht (La Fin de la nuit, 1935). Mauriac’s romans zijn in 1935/36 al vertaald naar het Nederlands. Deze uitgave is een bewerking van die vertalingen.

Van de twee romans is Thérèse Desqueyroux de bekendste. Deze roman is ondertussen al twee keer verfilmd en in vele talen vertaald. In deze roman introduceert François Mauriac een vrouw die haar man heeft geprobeerd te vergiftigen, Thérèse. Zij is ook de hoofdpersoon in de tweede roman Het einde van de nacht en in twee novelles die niet in deze uitgave zijn opgenomen.

François Mauriac werd in 1885 geboren in Bordeaux, in de regio Gironde. Een regio vol met pijnbomen. Tussen deze pijnbomen laat Mauriac zijn hoofdpersoon opgroeien. Mauriac groeide zelf op zonder vader en verhuisde in 1907 naar Parijs met het plan om daar verder te studeren. Hij ging al snel fulltime schrijven en publiceerde zijn eerste werk in 1909, een dichtbundel. In 1913 volgde zijn eerste roman, maar pas na de Eerste Wereldoorlog kreeg hij bekendheid. Mauriac heeft een indrukwekkend oeuvre en wordt gezien als een van grootste katholieke schrijvers van de twintigste eeuw. Hij kreeg zelfs de Nobelprijs voor de Literatuur in 1952. Dat belooft wat!

Als Mauriac Thérèse opent zien we Thérèse de rechtbank uitlopen. Ze is ontslagen van rechtsvervolging. Haar vader heeft haar geholpen, maar alleen om zijn eigen reputatie en carrière te beschermen.

‘Wel, ben je blij?”
Haar vader scheen zich eindelijk bewust te worden van haar aanwezigheid. […] Ze zei zachtjes: ‘Ik heb zoveel geleden, ik ben gebroken…’ en hield toen ineens op. Waarom zou ze nog praten? Hij luistert niet naar haar, ziet haar niet meer. Wat kan het hem schelen wat Thérèse voelt? (p. 17)

Thérèse gaat op weg naar Bernard, haar man. De man die zij geprobeerd heeft te vergiftigen. Hoe zal ze hem kunnen uitleggen hoe ze zover heeft kunnen komen? Onderweg blikt ze terug en bedenkt ze wat ze tegen hem zal zeggen.  Als Thérèse thuiskomt beseft ze dat ze het Bernard niet uit kan leggen. Bernard heeft haar nu in haar macht. Ze mag haar dochter niet meer zien en is gevangen in haar eigen huis. Aan het einde van Thérèse Desqueyroux brengt Bernard haar naar Parijs. Nadat ze haar motieven tevergeefs aan Bernard heeft uitgelegd, laat hij haar achter.

Jaren later pakt Het einde van de nacht de draad van het verhaal weer op. Thérèse is oud geworden en leeft met haar dienstmeisje een rustig, eenzaam leven in Parijs. Die rust wordt verstoord als haar dochter Marie op bezoek komt. Marie heeft een vriend (Georges) en wil met hem trouwen, maar Georges’ familie ligt dwars. Ze verwacht dat Thérèse haar wel kan helpen om Georges te overtuigen. Thérèse slaagt er echter (gewild of ongewild) in om Georges op haar verliefd te laten worden. Een complexe situatie dus, die alleen maar complexer wordt als Thérèse waanideeën krijgt en bang is dat iedereen het op haar heeft voorzien.

Het mooie van een dubbelroman is dat je beide boeken met elkaar kunt vergelijken. Beide romans draaien om een vergiftiging. In Thérèse Desqueyroux heeft Thérèse haar man dag na dag gif toegediend  De tweede roman draait om een minder letterlijke vergiftiging. Thérèse heeft Georges met verliefdheid vergiftigd en probeert dit ongedaan te maken. In beide romans draait het om de zoektocht naar het waarom. Hoe kon Thérèse keer op keer de druppel gif in Bernard’s eten doen? Kon ze dit wel uitleggen? En hoe zuiver waren haar bedoelingen met Georges?

Mauriac schuwt de grijze gebieden van de moraal niet. Hij schetst een vrouw, “afschuwelijker nog dan al mijn andere hoofdpersonen” (p. 9), maar maakt van haar geen stereotype slechte vrouw. Thérèse is geen vrouw gedreven door haat en wraakzucht. Ze is een vrouw gevangen in “het ritme […] van haar noodlot” (p. 247).

Beide romans zijn duidelijk in dezelfde stijl geschreven, maar de verhaallijn van de eerste roman is helderder dan die van de tweede roman. Het einde van de nacht wordt vooral warrig als Thérèse last krijgt van haar waanideeën. Verder is de vertaling duidelijk geactualiseerd, maar de gebruikte taal is (naar mijn smaak) toch niet modern genoeg. Daardoor leest de roman soms wat minder lekker. En toch…

Thérèse is een dubbelroman met een intrigerende hoofdpersoon. Zo intrigerend dat ik hem (tegen mijn gewoonte in) nog een keer wil lezen.

 

Kwakman, Bas | Hotelkamerverhalen

Bas Kwakman reist als directeur van een poëziefestival de wereld over. Op zijn reizen komt hij allerlei mensen en situaties tegen. Die bijzondere ervaringen verwerkte hij in Hotelkamerverhalen (fictie).

Van elke hotelkamer waarin Kwakman verblijft, maakt hij tekeningen met inkt, aquarel en stift. De omslag van het boek is één van die tekeningen. Elk verhaal in Hotelkamerverhalen is ongeveer drie pagina’s kort en wordt voorafgegaan door een tekening.

Doordat Hotelkamerverhalen uit zoveel korte verhalen bestaat, is het een fantastisch boek om even tussendoor te lezen. Het kost geen moeite om in het verhaal te komen en op elk moment kun je het boek weer wegleggen. De verhalen zijn over het algemeen zelfstandig te lezen en lezen net zo makkelijk als columns. Kwakman weet zo te vertellen dat het lijkt alsof hij je persoonlijk over zijn ervaringen vertelt. Kwakman bereikt dit onder andere door in de ik-persoon te schrijven. Daardoor leer je de hoofdpersoon maar oppervlakkig kennen en gaat alle aandacht uit naar de mensen die hij ontmoet.

Zoals gezegd zijn de verhalen kort, maar van één hotelkamer leek Kwakman niet genoeg te kunnen krijgen. Aan Medellin, Colombia wijdt Kwakman vijf achtereenvolgende verhalen. Vanaf dat moment lijken de verhalen ook een eenheid te gaan vormen, ook al blijven ze afzonderlijk leesbaar.

Kwakman weet in Hotelkamerverhalen op een subtiele manier poëzie te verwerken. Ook voor poëziemijders zoals ik voegden de gedichten iets toe. De poëzie en gesprekken waren af en toe jammer genoeg wel onvertaald. Mijn Spaans en Afrikaans is daar niet goed genoeg voor. Deze talen kwamen niet veel voor, maar als uw Engels minder goed is, zult u daar zeker last van hebben.

Hotelkamerverhalen is een mooi samenspel van schilderij, poëzie en proza. Het geeft een mooi inkijkje in verschillende werelden en is vooral geschikt voor de verloren uurtjes (of zelfs minuutjes).

Oswald, Debra | Z.G.A.N.

De Australische Debra Oswald is een allesschrijfster. Ze schrijft kinderboeken en schrijft voor film, televisie, toneel en radio. De laatste toevoeging aan dit rijtje is een roman, getiteld Z.G.A.N. (Zo Goed Als Nieuw). Z.G.A.N. is in 2015 bij Penguin uitgegeven met als originele titel Useful. 

Mechteld Jansen heeft met deze vertaling topwerk geleverd. Het boek opent absurd en droogkomisch. Sullivan (Sully) Moss heeft gefaald in zijn leven en probeert zelfmoord te plegen door van de drieëntwintigste verdieping te springen. Maar zelfs hierin faalt Sully.  Hij wordt wakker in een ziekenhuisbed, ziet hoeveel er voor hem gezorgd wordt en beseft dat het zonde zou zijn geweest om zijn lichaam, vol met functionerende organen, kapot te laten vallen op de stoep.

Sully besluit om een van zijn nieren te doneren. Hiervoor moet hij wel zijn leven omgooien. Wat volgt is een poging om te veranderen. Niet alleen bij Sully, maar ook bij de mensen om hem heen, die allemaal vastzitten in hun rollen en patronen. Z.G.A.N. is een constante poging om uit deze rollen en patronen te stappen. Eén van de personages verwoordt het als volgt:

Ze geloofde niet dat er veel mensen waren die wezenlijk konden veranderen. De meeste mensen hebben maar weinig ruimte, alsof iedereen in zijn eigen tupperwarebakje leeft. Er was in dat bakje wel een beetje ruimte om te verschuiven, maar niet veel. (p. 312)

Z.G.A.N. begint met absurde situaties en veel droge humor. Langzaam verdwijnen de absurditeiten en maken ze plaats voor een serieuzer verhaal. De grappige stijl van Debra Oswald blijft echter ook in de serieuzere delen van Z.G.A.N. duidelijk aanwezig. In een interview zegt Debra “Waarom kan iets niet donker en doordacht zijn en tegelijk grappig en vol vreugde en speelsheid?”

Debra is geslaagd in het samenbrengen van deze donkere en lichte kant. Z.G.A.N. leest heerlijk, maar enkele kanttekeningen zijn wel op zijn plaats. Door het hele boek wordt met regelmaat gevloekt. Verder komt er veel seks voor in het boek. Het is dan wel weer sterk dat deze seks niet erotisch wordt beschreven, maar heel plat en zonder opsmuk.

Kortom, op het grove taalgebruik en de seks na is dit boek een absolute aanrader. Debra vertelt een serieus verhaal op een lichte toon. Ik kan niet wachten tot Debra een tweede roman schrijft!