
Tinka Floor heeft met Nasleep een lijvige roman geschreven. Een verhaal met verschillende lijnen en hoofdpersonages. Floris, een vijftienjarige jongen, die op zoek gaat naar zijn verbannen vader, een gewelddadige man die iedereen de stuipen op het lijf joeg, alleen al door er te zijn. Floris’ zoektocht naar zijn vader is eigenlijk ook een zoektocht naar zichzelf.
Daarnaast is er Marthe, zijn moeder, jarenlang door Alexander misbruikt en geïsoleerd van haar familie en vrienden. Ook zij is in feite op zoek naar wie ze nu eigenlijk is, hoe ze haar leven verder wil leiden. Stof genoeg voor een meeslepend verhaal. En op bepaalde momenten word je in Nasleep ook meegenomen, word je geraakt door het leed van Marthe, de vragen van Floris, de gruwelijke omstandigheden van Line en de wederwaardigheden van de vele andere personages die een rol spelen in dit boek.
En daar ligt, wat mij betreft, meteen de zwakte van het verhaal: het is te veel. In de beperking toont zich de meester, is een bekende uitspraak en die had Floor ter harte moeten nemen. Er zijn te veel lijnen en lijntjes, belangrijke en minder belangrijke personages om echt helemaal in het verhaal te komen. Jammer, want de Marthe en Floris zijn boeiende figuren die een afgerond verhaal verdienen! De uitgebreide lijst met personen en de verschillende stambomen waren op zich een goede toevoeging, maar niet voldoende helpend om echt zicht te houden op wie nu wie was en wie bij wie hoorde.
Floor heeft het verhaal in een middeleeuws aandoend decor geplaatst, maar wijkt in haar taalgebruik nog wel eens af van wat bij deze periode passend is, wat tot enige vervreemding leidt. De manier waarop gedachten en gesproken tekst naast elkaar stonden en soms in elkaar overliepen maakte het lezen er niet gemakkelijker op en riep soms zelfs enige irritatie bij mij op, evenals de letterlijke herhalingen die te vaak voorkwamen. Schrijven is schrappen is ook zo’n bekende uitspraak en schrappen had hier tot een beter verhaal kunnen leiden.
Aan fantasie ontbreekt het Tinka Floor niet, ze is zeker in staat een boeiend verhaal te schrijven, maar met Nasleep is ze daar, wat mij betreft, maar ten dele in geslaagd. Ik ben benieuwd naar een volgend, korter, verhaal.


Judith Visser (1978) schrijft een indrukwekkend boek: Zondagskind. De schrijfster kwam op volwassen leeftijd er eindelijk achter wat er aan de hand was met haar, ze heeft het syndroom van Asperger. Met een frisse blik, de nodige humor en met een ontroerende, soms scherpe pen blikt ze terug op haar jeugdjaren en wat deze vorm van autisme met haar deed en doet.
In ‘Het kind met de Japanse ogen’ ga je met Reggie Baay op reis naar Thailand en diverse eilanden van voormalig Nederlands Indië. Een zoektocht naar een deel van het leven van zijn ouders, waar hij nauwelijks iets van weet. Dit verleden heeft echter wel een enorme impact op hem en zijn broer gehad tijdens hun jeugd. Een verzwegen verleden, een veelheid aan geheimen waar nooit anders dan in bedekte termen over wordt gesproken, roept vragen op en maakt onzeker. De angst en pijn van zijn ouders was voelbaar , maar er werd niet gesproken, geen woorden aan gegeven.
Sandra Bernart debuteerde met dit fraai geschreven boek. Ik zag Menno is een tragikomisch verhaal dat je pakt van begin tot eind. Het is de verdienste van Bernart dat het verhaal ook literaire waarde heeft.
Anthony McCarten is auteur, filmproducent en toneelschrijver. Hij is de man achter de film Darkest Hour, het scenario is van zijn hand. In duistere tijden vertelt het verhaal van Winston Churchill en heeft de basis gelegd voor de reeds genoemde film.
Johan Klein Haneveld, auteur van onder andere het non-fictieve werk De loser die wint (2015), heeft met De Krakenvorst een volgende stap gezet. Schreef hij al eerder sciencefictionromans, nu is de fantasyroman aan de beurt. En ook deel 2: Kartaalmon is inmiddels uitgekomen. Naast deze schrijverij is Klein Haneveld auteur van korte verhalen in het sciencefictiongenre, is hij eindredacteur van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en is hij behalve dol op zijn vrouw, gek van vissen en aquariums. Je zou met recht kunnen zeggen dat hij een zeer veelzijdig mens is. Ook heeft hij al diverse prijzen en nominaties in de wacht weten te slepen. .
De Camino, de pelgrimsweg naar Santiago de Compostela, brengt vele mensen in beweging. Veel wandelaars, pelgrims genoemd, lopen de wandeltocht vanuit een spirituele behoefte. Zij hopen de vaak broodnodige verlossing te vinden voor hun (psychische) problemen. Ze hopen die zuivering te ervaren die hen in staat stelt een nieuwe weg in te slaan op het levenspad. Zo ook de, naar eigen zeggen, atheïstische auteur Herman Vuijsje. Bijna dertig jaar geleden liep hij de wandeltocht der wandeltochten. Maar wel in omgekeerde richting. Hij begon in Santiago de Compostela. En liep vervolgens terug naar Amsterdam, het Sodom en Gomorra van het westen. Het resulteerde in een pittig boek: Pelgrim zonder God.
De ‘chef de mission’ van Hebban, de mooiste en grootste boekencommunity van Nederland, luisterend naar de naam Sander Verheijen, heeft een bijzonder boek geschreven: Ik kan er nét niet bij. Het is een boek dat overduidelijk geschreven moést worden. Een verhaal opgedragen aan Jip (nee, niet die van Janneke…), zijn vrouw, steun en toeverlaat in voor-en tegenspoed.