Alkema, Elise | Avé

Ave - Elise Alkema

–SPOILER ALERT OP VERZOEK VAN DE AUTEUR–

Avé, zo heet het boek en zo heet de hoofdpersoon van het boek. Dat roept de associatie op van een groet (vooral van de engelen die Maria ermee begroeten), maar het is ook een Latijnse meisjesnaam (die betekent `iemand die aanbeden is`). De naam die het meisje echter bij haar geboorte gekregen heeft, is Maria. Haar moeder vertikt het echter om haar zo te noemen, dus we leren haar vooral kennen als Avé.

Het verhaal is in grote lijnen gauw verteld: de vader en moeder van Avé zijn na een huwelijk vol onbegrip en verwijten uit elkaar gegaan en vader heeft zich uit het leven van Avé verwijderd. Het boek begint aan het sterfbed van de moeder van Avé, waar we Avé al zorgend voor haar moeder vinden. Ze heeft haar studie eraan gegeven om fulltime voor haar moeder te zorgen. Tegen wil en dank, zo blijkt, want moeder commandeert haar rond en Avé komt niet echt aan zichzelf toe. Op een avond is ze het zat en vertrekt ze midden in de nacht naar een bar in het dorp Ave-et-Auffe. Echt gezellig wordt het niet en als ze weer thuiskomt, wordt haar moeder net afgevoerd naar het ziekenhuis, waar ze overlijdt.

Op dat moment begint de zoektocht naar haar vader, die jaren geleden spoorslags is vertrokken, maar nog wel recht heeft op de helft van het huis. Via de testament-executeur krijgt ze het adres, waaruit blijkt dat vader in IJsland woont. Ze reist ernaartoe en die reis zal uiteindelijk het begin van de rest van haar leven blijken te zijn. Ze gaat er naartoe om haar moeilijke jeugd af te sluiten, maar ontmoet ook Jónar, die met al zijn goedmoedigheid en vrolijke geduld een bres weet te slaan in haar isolement.

Prima debuut

Elise Alkema positioneert haar personages in het boek behendig. Avé voelt zich bekneld door haar moeder, die een ronduit dominante persoon is. Tegelijk kiest Avé ook weer niet voor zichzelf. Haar vader blijkt al een even moeizame persoon om mee om te gaan, maar juist door zijn geslotenheid en moeite om tot reflecteren te komen. Jónar heeft juist de vasthoudendheid om in contact te blijven, juist als het moeilijk wordt. Het is in al deze contacten dat de figuur Avé een hart en een ziel krijgt. Daarnaast heeft Alkema een neusje voor aansprekende omgevingen: de Belgische Ardennen (waar haar jonge jaren zich afspelen) en IJsland zijn schitterende decors voor een roman. Met name IJsland weet Alkema goed te benutten als omgeving die het verhaal goed kan dragen.

Een prima debuut dus. Natuurlijk wordt ook wel duidelijk dat Alkema nog ruimte heeft om te groeien. De personages zijn soms wel wat vlak: moeder is eigenlijk alleen maar eigenwijs en dominant, vader alleen maar gesloten en op zichzelf. Op sommige momenten snak je naar een vriendelijk woord van vader, want zo bot kan een man toch niet zijn? Daarnaast blijven er ook best wat thema’s liggen: de schuldvraag rond haar moeders overlijden, of de naam die ze draagt.

Het tempo ligt best hoog in het boek en meestal is dat fijn, maar nu missen toch ook wel wat ankerpunten: de begrafenis van moeder bijvoorbeeld, daar worden pas halverwege het boek wat woorden aan gewijd. En het boek valt uiteen in twee delen: een deel van 40 pagina’s en een deel van 200 pagina’s. De vraag is wat die tweedeling oplevert voor het boek. Al met al maakt het dat het boek af en toe wat geconstrueerd aanvoelt, maar wat maakt het uit? Ik heb er een paar fijne uurtjes mee doorgebracht en ik schat in dat fans van Joke Verweerd ook hun hart zullen ophalen aan Elise Alkema’s eersteling.

Ng, Celeste – Kleine brandjes overal

Ng, Celeste - Kleine brandjes overal

Zo’n stad waarin het allemaal klopt: de straten zijn schoon, de huizen mooi, de tuinen verzorgd, de scholen uitstekend. Mensen doen hun werk, hun boodschappen en gaan vriendelijk met elkaar om. Wat kan er nu misgaan in zo’n perfecte omgeving. Maar zoals het ouder Romeinse rijk ons al heeft geleerd: als alles goed gaat, ligt decadentie op de loer. De roman Kleine brandjes overal van Celeste Ng is een prachtig eigentijds voorbeeld daarvan.

In het boek spelen enerzijds Mia en haar dochter Pearl, en anderzijds het gezin Richardson de hoofdrollen. Mia en Pearl komen in Shaker Heights wonen en huren een woning van mevrouw Richardson. Pearl gaat op school bij de kinderen Richardson en al snel ontstaan er vriendschappelijke banden tussen hen: Pearl wordt allereerst vrienden met Moody (waar Moody denkt dat het om verliefdheid gaat), Pearl wordt verliefd op Moody’s oudere broer en meidengek Trip, Lexie (ouder zus van Moody) neemt Pearl mee uit shoppen. En dan is er nog het jongste zusje Izzy. Ze ontmoeten elkaar na schooltijd vaak in huize Richardson.

Schitterend is het verhaal waarbij de kinderen in de deuren van alle lokalen van de school tandenstokers steken en zet vervolgens afbreken. Het gevolg is dat de deuren niet meer te openen zijn en er complete chaos ontstaat op school. De conciërge is een volle dag bezig om alle sloten weer werkend te krijgen.

Mia is kunstfotografe. Ze maakt experimentele foto’s en haar werk wordt gewaardeerd: afdrukken van haar foto’s worden goed verkocht. Toch is geld niet in overvloed aanwezig en als het gezin Richardson een nieuwe schoonmaakster zoekt, vinden ze die in Mia. Mia doet haar werk meestal als er niemand thuis is, maar komt toch regelmatig in contact met Lizzy. Mia is rustig en wijs en bouwt een goede band op met haar, mede ook door het gegeven dat Lizzy en haar moeder juist niet zo’n goede band hebben.

Al die contacten, relaties en belangen, dat is een recept voor drama. Zonder veel weg te geven: Mia blijkt een verleden te hebben, waar Pearl uiteindelijk uit voortgekomen is. Mia heeft een vriendin die in paniek haar kind te vondeling heeft gelegd. Mevrouw Richardson is juist iemand die van zichzelf vindt dat ze van goede komaf is en bouwt aan een ideaal gezin. Ze is bevriend met een mevrouw die een adoptief kind dreigt te verliezen. In een rechtszaak die speelt komen Mia en mevrouw Richardson lijnrecht tegenover elkaar te staan. De rommeligheid van het leven tegenover het maakbare bestaan.

Kleine brandjes overal thematiseert op briljante wijze het de vraag in hoeverre we het leven naar onze hand kunnen zetten, waarbij de vraag of bemiddelden daarin meer mogelijkheden hebben dan armen nadrukkelijk meespeelt. Hoever kun je als liefhebbende ouder gaan om het leven van je kind richting te geven? Ben je als mens de baas over het al of niet doorgaan van een nieuw leven? Het boek is afwisselend ontroerend, hilarisch, absurd, scherp en spannend. Het houdt een mooie spiegel op voor de postmoderne mens die denkt het allemaal te weten en te kunnen en laat zien wat voor potje we er soms van maken.

Modderkolk, Huib | Het is oorlog, maar niemand die het ziet

Het moet erg bevredigend zijn om na jarenlang netwerken, praten, onderzoeken en stukjes publiceren tenslotte zo goed ingevoerd te zijn, dat je soms meer weet dan de inlichtingendiensten willen. Zo is het met Modderkolk gegaan. Het maakt hem ook weer interessant voor deze diensten, waardoor er een wisselwerking ontstaat waar beide partijen er beter van worden. Hij publiceerde al jaren in verschillende kranten over dossiers omtrent online veiligheid, In zijn boek zet hij een en ander op een rij.

Het boek geeft een schokkend inzicht in hoeveel macht er eigenlijk voor het grijpen ligt. Wie weet in te breken in de systemen van instanties waar een natie veel vertrouwen in heeft (bijvoorbeeld een partij die paspoorten vervaardigt of een nationaal telecombedrijf), kan bijzonder veel teweeg brengen. Deze partijen beseffen hun kwetsbare positie meestal goed en zijn in een voortdurende beveiligingswedloop verwikkeld met hackers die hen voortdurend bestoken met aanvallen op hun systemen. Soms zijn partijen niet zo goed wakker en gaan er zaken goed mis.

Modderkolk is zo goed ingevoerd in de materie dat hij verschillende zaken uit de eerste hand kan beschrijven. Dat maakt mij als lezer, die toch eigenlijk vrij achteloos over het web surft en een blogje bijhoudt, behoorlijk bezorgd. Blijkbaar is elke schakel in de keten van mijn computer tot de computer waar ik contact mee heb kwetsbaar. En dat is een behoorlijke rij apparaten, verbindingsstations en kabels, zo blijkt.

Bezorgd

Nu kan ik me natuurlijk zorgen maken over mijn fotootjes in de cloud, of mijn bankgegevens, maar dat is feitelijk klein bier. Het wordt spannender als je bedenkt dat er landen online met elkaar aan het vechten zijn en er daadwerkelijk oorlogen uitgevochten worden.

En zoals er aan de kant van de gebruikers grote en kleine partijen zijn, zo is dat ook aan de kant van de aanvallers. Modderkolk vertelt verhalen over eenzame nerds op zolderkamers die op avontuur gaan in de systemen van grote multinationals, maar ook over hackgroepen in Rusland die angstwekkend dicht bij het Kremlin gevestigd zitten. En dan te bedenken dat hij niet alles heeft verteld, domweg omdat het niet mocht van de AIVD.

Het boek geeft inzicht in de wereld van het hacken met een enorme rij aan kleine en grote voorbeelden die laat zien hoe hacken in zijn werk gaat en hoe dichtbij dat eigenlijk komen kan. Anderzijds geeft het boek een mooi inzicht in het werk van een onderzoeksjournalist die steeds maar spoortjes blijft volgen en in contact probeert te komen met de juiste mensen op zoek naar nieuwe informatie. Zeer lezenswaardig voor iedereen die wel iets met computers doet, al was het alleen maar om bewust te worden van het feit dat alles wat je online doet kwetsbaar is.

Rutten, Emanuel | Contra Kant – Herwonnen ruimte voor transcendentie

Volgens de filosoof Emanuel Rutten (1973) zitten we gevangen in de kooi van Immanuel Kant.  Kant (1724 – 1804) is een  filosoof die diep heeft nagedacht over de aard van de menselijke kennis. De erfenis van Kant is, aldus Rutten, dat we alleen nog het zintuiglijk waarneembare als object van ‘echte’ kennis beschouwen. Rutten protesteert daartegen, en stelt er zijn eigen kenleer tegenover in een boekje dat niet voor niets Contra Kant heet.

Rutten bevrijdt ons dus uit de kooi van Kant. Hoe doet hij dat?

Voor ik de inhoud van het boekje van Rutten weergeef merk ik op dat Rutten fundamentele kritiek op zijn interpretatie van Kant gekregen heeft van iemand die echt verstand heeft van Kant, de filosoof Dennis Schulting. Dat is echter een specialistische kwestie die ik hier links laat liggen. We kijken naar Kant door de bril van Rutten.

Sterk vereenvoudigd zegt Kant dat er een onderscheid is tussen het zintuiglijke, dat voor ons kenbaar is, en het bovenzintuiglijke, dat voor ons onkenbaar is. De kenbare wereld is de ‘wereld voor ons’ en de onkenbare wereld is de ‘wereld in zichzelf’. De wereld in zichzelf is de verborgen oorzaak van de wereld zoals wij die ervaren.

Neem het geloof in God. Omdat God niet zintuiglijk waarneembaar is, valt een uitspraak als ‘God bestaat’ niet als kennis te beschouwen. Het is een zaak van geloof, zeggen we dan deftig; of we worden sceptici, en we zeggen dat er over het bestaan van God niets met zekerheid gezegd kan worden.

Hetzelfde geldt echter voor een uitspraak als ‘iedere verandering heeft een oorzaak’. Die is net zo min zintuiglijk waarneembaar en dus stelt Kant (nog steeds: volgens Rutten) dat deze uitspraak niet als kennis valt te kwalificeren.

Rutten is het hier niet mee eens, en hij beargumenteert waarom Kant geen gelijk heeft. Volgens Rutten is een uitspraak als ‘iedere verandering heeft een oorzaak ‘ wel degelijk echte kennis, ook al is niet zintuiglijk vast te stellen of de uitspraak klopt. Waar Kant deze uitspraak zou verwijzen naar het rijk der onkenbaarheid, stelt Rutten dat deze uitspraak ‘beslissend gerechtvaardigd’ is, en daarom als kennis valt te beschouwen.

Het is echter niet zo dat Rutten simpelweg de kennisleer uit de tijd voor Kant in ere wil herstellen. Hij wil elke vorm van ‘metafysisch dogmatisme’ vermijden en daarom stelt hij dat een uitspraak als ‘iedere verandering heeft een oorzaak’ weliswaar als kennis mag gelden, maar dan alleen binnen de ‘wereld voor ons’. Net als voor Kant blijft volgens Rutten de ‘wereld in zichzelf’ voor ons fundamenteel onkenbaar.

Je zou kunnen zeggen dat de operatie die Rutten uitvoert de volgende is: hij verplaatst het bovenzintuiglijke dat bij Kant in de ‘wereld in zichzelf’ huisde naar de ‘wereld voor ons’. En zo creëert hij de ‘ruimte voor transcendentie’ uit de ondertitel. In zijn eigen woorden:

Het is winst dat we nu als mens gelegitimeerd zijn om al onze cognitieve vermogens volop te benutten oftewel op ieder gegeven immanent en transcendent terrein in te zetten om zo op al deze terreinen tot menselijke oordeelsvorming te komen en waar mogelijk deze oordelen ook als menselijke oordelen voor ons als mens te rechtvaardigen. Dit is de door mij gezochte ruimte. (64-65)

Het herwinnen van deze ruimte lijkt me een goede zaak. De gedachten van Rutten leiden ons in de richting van de common sense, van het vertrouwen op onze zintuigen en onze kenvermogens en van scepsis ten opzichte van al te sceptische gedachtespinsels. In ander werk heeft Rutten zich bijvoorbeeld bezig gehouden met argumenten voor het bestaan van God – niet zozeer als theologische maar als filosofische kwestie. Volgens Rutten staat het theïsme filosofisch veel sterker (en het atheïsme zwakker) dan de meeste mensen denken. Zulke ideeën floreren in de ruimte die Rutten hier open legt.

Drie opmerkingen ter afsluiting:

1. Contra Kant is af en toe moeizaam en soms ronduit beroerd geschreven. Van verwijswoorden bijvoorbeeld heeft Rutten geen kaas gegeten. Soms verwijst hij op één pagina zelfs twee keer met een vrouwelijk verwijswoord naar een onzijdig woord (zie p. 30, waar twee keer met ‘zij’ naar ‘het denkvermogen’ verwezen wordt; zo ook op p. 55). Hier heeft ook de uitgever flinke steken laten vallen. Is er überhaupt een redacteur geweest die dit boek heeft ingezien?

2. Tijdens het lezen bekroop me regelmatig het gevoel dat ik een scriptie zat te lezen. Toen ik het boek uit had, besloot ik op onderzoek uit te gaan, en jawel: in minder dan één minuut werd duidelijk dat mijn intuïtie klopte. Een aantal steekproeven wees uit dat het boek nagenoeg gelijk is aan deze ‘Masterscriptie Wijsbegeerte’ (enkele hoofdstukken van de scriptie zijn geschrapt). Dat geeft op zichzelf niet, maar het is wel erg parmantig om de boekgeworden scriptie op de flaptekst aan te kondigen als ‘een van de vroegere teksten van de Amsterdamse filosoof’. Vermeld dan gewoon in een voetnoot dat het je scriptie is.

3. De pretenties van Rutten zijn soms nogal fors. Zoals wanneer hij op p. 95 schrijft:

Alléén de door mij ontwikkelde epistemologie [kennisleer, gvdw] vormt […] een adequaat antwoord op het failliet van de traditionele kennisleer. Zij kan haar opvolger zijn.

Voordat we die stelling gaan onderschrijven, moeten ter zake kundigen eerst maar eens gaan beoordelen in hoeverre de kennisleer van Rutten nu werkelijk iets nieuws biedt ten opzichte van zijn voorgangers. Maar daarvoor moeten we in de vaktijdschriften zijn.

Wieringa, Tommy | Totdat het voorbij is

tommy Wieringa - totdat het voorbij is

Tommy Wieringa kan mij als geen ander laten voelen. Ik heb genoten van De heilige Rita, waarin hij het thema ouder-kind al verkent. Hoewel dat een toch wel bijzondere vertelling is, komen ook daarin de oergevoelens als liefde, loyaliteit, verraad en binding(angst) al aan de oppervlakte. In het verhalenbundeltje Totdat het voorbij is, deelt Wieringa vanuit zijn persoonlijke leven gedachten, gesprekjes en ervaringen omtrent zijn dochters en zijn vaderzijn.

Het bundeltje kent 23 verhaaltjes van 2 à 3 pagina’s. Hoewel het boek dus qua omvang niet veel voorstelt, zijn de verhalen stuk voor stuk pareltjes. Heel vaak zijn ze uit het leven gegrepen. Zo bepaalt het eerste verhaal (over het moment waarop hij de geboorte van zijn tweede dochter op het gemeentehuis gaat melden) de lezer bij vergankelijkheid. De beambte wijst hem erop dat hij een goede pen moet gebruiken: ‘Als uw dochter over tachtig jaar het geboortebewijs opvraagt, is het net of u niet hebt ondertekend.’ ‘Ik denk aan de manuscripten die ik afstond aan het letterkundig museum, alles vulpeninkt, niks scripta manent. Als mijn dochter oud is en ik dood, zal het zijn of ze niet geschreven werden.’

Vrijwel alle verhaaltjes zijn zo opgebouwd. Hij begint met een anekdote, die van alles kan zijn. Soms een herinnering, soms iets wat zijn dochters zeggen (die de gewoonte ontwikkelden om namen van schrijvers als scheldwoord te gebruiken: ‘Hou je Steinbeck!’), soms een ontmoeting (de zelfspot over zijn ontmoeting met Möring is hilarisch) en soms een observatie.

Bijzonder raakte mij het verhaal over het verschil tussen moeder en vader, waarin hij citeert uit het werk van Knausgård. ‘”Ik heb altijd geweten dat ze meer van haar hielden dan van mij, of met een grotere intensiteit. Ze was warmer en gepassioneerder dan ik en gaf ze iets wat ik ze niet kon geven. Maar ze hadden mij ook nodig, want als ik thuiskwam na weg te zijn geweest, was het alsof er iets tot rust kwam in hen en in het huis, alsof mijn aanwezigheid een soort evenwicht schiep in hun bestaan.” Ik heb me daarbij neer gelegd: eerst de moeder en pas veel later de vader. Een gezin zonder moeder heb ik altijd als iets tragisch ervaren, als iets waar het wezenlijke aan ontbreekt. Een hart. Een gezin zonder vader kan misschien lastig zijn, onpraktisch als het ware, maar meer ook niet; het is een overkomenlijk probleem.

Deze, maar ook andere opmerkingen die Wieringa maakt, zorgen ervoor dat het boek gaat over oergevoelens: die van het vader worden en de veranderde kijk op het leven die dat met zich meebrengt. Ik ga een doos van deze boekjes aanschaffen en ik beloof iedere aanstaande vader in mijn omgeving bij dezen een exemplaar.

Hall Kelly, Martha | Russische rozen

Russische rozen, een roman waarin het leven van de welgestelde New Yorkse Eliza Ferriday, Sofia Stresjnajva, een nichtje van de Russische tsaar en Varinka een boerendochter van het Russische platteland met elkaar verweven zijn. Een mix van historie en fictie die je vanaf de eerste bladzijde boeit.

De vriendinnen Eliza en Sofia reizen in het voorjaar vanuit het Parijse appartement van Eliza naar Sint-Petersburg. Het is de stad waar de Romanovs en de Russische elite in ongekende weelde leven, terwijl een groot deel van de bevolking in diepe armoede leeft. Het autocratische bewind van de tsaar en diens rijkdommen roepen echter steeds meer weerstand op. Op straat nemen de onlusten in hoog tempo toe. Als de dreiging van een wereldoorlog toeneemt, gaat Eliza terug naar de Verenigde Staten. Ze houdt per brief contact met Sofia. Als voor Sofia en haar familie steeds duidelijker wordt dat de volkswoede ook tegen hen als familie van de tsaar gericht is, gaan zij naar hun landhuis op het platteland. Nu komt Varinka in beeld, een boerenmeisje dat Sofia inhuurt als kindermeisje. De Stresjnajva’s leiden in eerste instantie hun leventje in grote welstand. Dat staat in schrijnend contrast tot de armoede waarin de inwoners van het platteland leven. 

Revolutie

Eliza, in New York, zet zich op allerlei manieren in voor de opvang van Russische vluchtelingen in zowel New York als Parijs. Als op een gegeven moment het contact met Sofia verbroken is, maakt ze zich ernstig zorgen over wat er gebeurd zou kunnen zijn.

De Russische Revolutie maakt een einde aan het bewind van de tsaar en aan de bevoorrechte positie van adellijke families als de Stresjnajva’s. Terwijl heel veel Russische families naar het buitenland zijn uitgeweken, komt een deel van de familie Stresjnajva’s op tragische wijze om het leven. Voor Sofia was tijdens de verschrikkelijke gebeurtenissen niet aanwezig. Voor haar begint de zoektocht naar haar zoontje Max, meegenomen door Varinka. 

‘Russiche rozen’ wordt  afwisselend verteld vanuit het perspectief van de drie vrouwen. Elk van hen geeft haar eigen beeld van de geschiedenis tussen 1914 en 1920. Dat neemt de lezer afwisselend mee naar Sint-Petersburg, New York, het Russische platteland en Parijs. Juist door die verschillende perspectieven krijg je een goed beeld van deze periode.

In het Parijse appartement, waar het verhaal begon, ontmoeten Sofia en Eliza elkaar uiteindelijk weer en weten ze uiteindelijk ook een hereniging met Max tot stand te brengen. 

Martha Hall Kelly is er in geslaagd een zeer persoonlijk  en op waarheid gebaseerd verhaal over een ingrijpende periode in de wereldgeschiedenis te schrijven. Aanbevolen!

Vlugt, Simone van der | Wij zijn de Bickers

Simone van der Vlugt - Wij zijn de Bickers!

Simone van der Vlugt staat garant voor spannende fictie, vaak met een historisch onderwerp. Met Wij zijn de Bickers!, een verhaal over de beroemde Amsterdamse familie Bicker, waagt zij zich op het terrein van de non-fictie. Op basis van oude documenten als onder andere notulen van een rechtszaak, een kasboekje, documenten over de bouw van het stadhuis op de Dam, privécorrespondentie en dagboeken slaagt Van der Vlugt er in de Bickers tot leven te brengen. Wij zijn de Bickers! begint aan het begin van de zestiende eeuw met Pieter en Anna Bicker-Codde en eindigt in tweede helft van de zeventiende eeuw. 

En de familiegeschiedenis is indrukwekkend: in betrekkelijk korte tijd weet de familie Bicker zich een positie in Amsterdam te veroveren die er niet om liegt, zowel zakelijk als op politiek terrein. De invloed op het stadsbestuur is niet te onderschatten gedurende met name de zeventiende eeuw! De Bickers zijn echte voorbeelden van Hollandse koopmansgeest en laveren, soms met een zeker opportunisme, tussen de verschillende partijen door om zo hun eigen positie te versterken. 

Van der Vlugt neemt haar lezers niet alleen mee in een interessante familiegeschiedenis, maar ook op een boeiende reis door de geschiedenis van Amsterdam en het ontstaan van De Republiek der Zeven Verenigde Nederland die je door de ogen van de Bickers mee mag maken. Kerkelijke twisten tussen Rooms-Katholieken en Protestanten, de oorlog met Spanje, de slavenhandel, de relatie van de Amsterdamse regenten met de Oranjes,  handelsoorlogen en slavenhandel passeren onder andere de revue en tillen het werk boven een familiegeschiedenis uit. 

Portretten van verschillende Bickers, fragmenten uit archiefstukken, afbeeldingen van schilderijen en landkaartjes verlevendigen de tekst en zijn een informatieve aanvulling op het verhaal. Wie zich nog verder zou willen verdiepen in de geschiedenis van de Bickers kan gebruik maken van het uitgebreide overzicht van de door Van der Vlugt gebruikte informatie.

Ik heb het lezen van ‘Wij zijn de Bickers!’ als een plezierige wandeling door Amsterdam en de geschiedenis van een van zijn bekendste families ervaren en me terug gewaand in voorbije eeuwen waarbij je ook nog zoveel herkent uit het huidige Amsterdam! Wat mij betreft is Van der Vlugt geslaagd met haar eerste non-fictieboek!

Goedbloed, Liesbeth | Broeder Ezel

Liesbeth Goedbloed - Broeder Ezel

Het debuut Broeder Ezel van Liesbeth Goedbloed heeft een aangrijpende proloog. Daarin zijn we getuige van hoe Anna haar broertje Jens vindt, die in de sloot is gevallen. Het broertje waar zij op had moeten passen. Anna denkt dat hij een engeltje is geworden.

Een tweede proloog staat tussen haakjes, begint met een Bijbeltekst en lijkt een profetische voorspellingvan de roman. De alwetende verteller richt zich tot Bettino, iemand die 742 jaar geleden in die regio van een toren is gevallen om een engel te kunnen worden. Dan begint het verhaal; Anna, een studente kunstgeschiedenis, heeft net haar scriptie ingeleverd en gaat nu samen met een ezel een trektochtmaken naar de top van de Monterosso in Italië. Anna wil voor de ezel zorgen, als haar broeders hoeder.

De voorbereidingen, het doel van de trektocht, de beschrijving van de omgeving en de herinneringen aan Anna’s jeugd vormen stof voor de zinnen in deze roman. Uit de herinneringen wordt duidelijk dat Anna komt uit een orthodox-christelijk gezin; zondags gaan ze naar de kerk, volgens de dominee is Anna hel- en doemwaardig, samen met haar broertje spelen ze kerkdienstje.

De zinnen staan bol van verwijzingen naar Bijbelverhalen. Het duizelt mij wat er allemaal voorbij komt. Al gauw wordt het idee gewekt dat Anna deze tocht gaat maken om te offeren, om met haar schuld in het reine te komen. De preken uit Anna’s jeugd hebben haar denken behoorlijk beïnvloed. Het wordt allemaal zwaar ingezet; de schuldgevoelens waar ze mee worstelt.

Hoe verder de trektocht van Anna gaat, hoe heftiger de scènes. Hoe meer ik mij als lezer verlies, tussen de herhalingen, het poëtisch taalgebruik, de veelheid van beelden en symbolen in dit esoterische verhaal over geloof en boete. Het psychisch lijden van Anna en hoe te overleven na een jeugdtrauma, verstikt. Ik heb het gevoel gek te worden net als Anna. Dat naast Anna ook broeder ezel een personage is om rekening mee te houden valt mij pas later op. Naast de beschrijvingen van de trektocht en de herinneringen aan de jeugd, komen er aan het eind meer recente flashbacks. Het wordt steeds duidelijker wat er met Anna aan de hand is. Tegen die tijd is zij overgeleverd aan de genade van de lezer.

© Deze recensie is geschreven door Antoinette Schram en eerder verschenen in Onder Woorden (april 2019). De tekst is met toestemming van de auteur hier geplaatst.

Schmitt, Eric-Emmanuel | Het evangelie volgens Pilatus

Wie een beetje Bijbelkennis heeft, weet dat er vier evangeliën zijn: het evangelie naar de beschrijving van Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes. De eerste drie komen in tal van opzichten met elkaar overeen.  Eric-Emmanuel Schmitt voegt daar ‘Het evangelie volgens Pilatus’ aan toe. Hij is overigens niet de eerste auteur die de gebeurtenissen rond het lijden en sterven van Jezus  van Nazareth in een roman verwerkt. Het is interessant om je in te leven in een hoofdrolspeler in het drama rond de veroordeling van Jezus.

Schmitt toont ons een beeld van Pilatus, stadhouder namens de Romeinse keizer. In brieven aan zijn broer Titus  beschrijft Pilatus  wat er allemaal gaande is in Jeruzalem en omstreken. De dagen rond het Pascha zijn voor hem altijd spannende dagen. Er is veel volk in de stad, pelgrims vanuit alle hoeken van het land . Joden die de Romeinen het liefst gewapenderhand zouden willen verjagen, zouden hun kans kunnen grijpen en dan hoeft er maar iets te gebeuren of de vlam slaat in de pan. Het is er Pilatus alles aan gelegen om de rust te bewaren.

Als de Joodse leiders hem om de veroordeling van Jezus van Nazareth, Yechoea,  vragen komt hij voor de morele keuze te staan of hij recht doet of ervoor kiest om ten koste van het recht de Joden rustig te houden. Tegen het advies van zijn vrouw Claudia , die ervan overtuigd is dat Yechoea de zoon van God is,  besluit hij uiteindelijk Yechoea over te leveren om gekruisigd te worden. Door zijn handen in onschuld te wassen, geeft hij aan dat hij zich bewust is van  het onrecht. Met de dood van Yechoea lijkt voor Pilatus de zaak afgesloten en opgelucht kan hij vaststellen dat er geen relletjes zijn uitgebroken die het Romeinse gezag ondermijnen.

Maar nu begint het eigenlijke verhaal pas: een soort detective waarin het verdwenen lijk van de gekruisigde en begraven Yechoea wordt opgespoord. Pilatus is een rationeel mens, gelooft niet in bovennatuurlijke verschijnselen en probeert op logische wijze een verklaring voor het verdwenen lichaam te vinden. Als het lichaam niet is weggehaald, dan is er wellicht sprake van een dubbelganger. Of Yechoea was niet echt overleden maar schijndood. De getuigen die beweren Yechoea te hebben gezien en gesproken worden echter steeds talrijker en Yechoea verschijnt zelfs aan Pilatus’echtgenote Claudia. Omdat Yechoea gezegd heeft in Galilea zijn volgelingen weer te ontmoeten, vertrekt Claudia met verschillende andere pelgrims naar het noorden. Om zijn vrouw terug te vinden, trekt ook Pilatus naar Galilea waar hij hoort hoe Yechoea in een schitterend licht is opgenomen.

Aan de brieven gaat een proloog vooraf: bekentenis van een ter dood veroordeelde de avond voor zijn arrestatie.  Yechoea is in de Olijfhof en wacht op  zijn arrestatie. Zijn meest geliefde discipel Yehoudah Iskariot, zal hem aan de soldaten overleveren op aandringen van Yechoea zelf.  De Yechoea die je als lezer hier leert kennen door de terugblik die hij zelf op zijn leven geeft, verschilt enorm van de Jezus van Nazareth die je in de Bijbel ontmoet. Waar je in de Bijbel de zoon van God leert kennen,  is in de roman Yechoea meer een goddelijk geïnspireerd mens. Door Yechoea als mens te tonen, brengt Schmitt hem dichtbij, maar je verliest hem ten diepste als zoon van God en Zaligmaker. Dit gedeelte riep bij mij dan ook zeer gemengde gevoelens op: mag je op deze manier Jezus als personage in een roman ten tonele voeren?

Het slothoofdstuk speelt zich af in het jaar 2000 en daarin treedt de schrijver zelf naar voren en legt hij verantwoording af van zijn keuze om op deze wijze het lijden van Jezus en Zijn opstanding te presenteren.

Het Evangelie volgens Pilatus is een boeiend verhaal. Het aloude Bijbelverhaal gaat voor je leven omdat je je in kunt leven in mensen van vlees en bloed. Jezus Christus was echter meer dan een mens van vlees en bloed, Hij is God zelf. In mijn ogen heeft Schmitt hiermee  een grens overschreden.

 

Bakker, Michiel | Een leven bleek niet lang genoeg

Een man, aan het einde van zijn leven gekomen, richt zich in acht brieven tot zijn vroegere geliefde Marianne. Zij ontvangt deze brieven na zijn dood en leest hoe de briefschrijver zich zijn hele leven lang verbonden bleef voelen met haar ook al was hun relatie al jaren geleden beëindigd. Het heimwee naar de verloren geliefde is bijna tastbaar aanwezig. ‘Een leven bleek niet lang genoeg’ is echter meer dan terugzien en verlangen naar wat geweest is.

In de brieven komen zware thema’s aan de orde: de zin van het leven, de relatie tussen mensen waarbij de ander tegenover het ik staat, de vraag naar wat wezenlijke vrijheid is, een al dan niet aanwezige God en uiteindelijk de vraag naar wat het betekent om mens te zijn.

Michiel Bakker, een student filosofie, blijkt geraakt te zij door het gedachtegoed van Nietzsche. Op diverse plaatsen in het verhaal duikt de dwaze mens die op zoek is naar God en uiteindelijk moet constateren dat God dood is, op. De absolute vrijheid die dit oplevert, is echter niet per se winst. De consequenties zijn niet te dragen. ‘Hoe zouden wij in hemelsnaam onszelf vervullen, wij, die mieren zijn; wij, slechts ternauwernood onszelf? Al eerder heb ik het gezegd, Marianne eerder heb ik het je al gezegd, maar nogmaals zal ik het je zeggen: de godenvoeten zijn te groot. De schoenen van de goden zijn ons veel te groot, en onze voeten juist zo klein.’

De briefschrijver blijft uiteindelijk met lege handen achter. Een allesomvattende liefde, die de vervulling van zijn leven had kunnen zijn, is verloren gegaan en er is niets voor in de plaats gekomen. ‘Wie zijn wij nu eenmaal? Wat zijn wij toch? Wij zijn het niets dat nietst, Marianne, verwaarloosbaar in het geheel; maar ieder een wereld, ieder een heelal.’ ‘Een leven bleek niet lang genoeg’ toont uiteindelijk een sombere oude man die vooral terugkijkt op een leven van verlies.

Het taalgebruik van Bakker is op sommige momenten prachtig. Ik heb genoten van de passage waarin Marianne in een ontluikend Parijs het pakketje brieven vindt. Mooie beeldspraak! Op andere momenten vond ik de overdaad aan beelden bijna irritant evenals de herhaling die veelvuldig voorkomt. Hoewel er in deze roman eigenlijk nauwelijks iets gebeurt, zit er toch voldoende spanning in de wijze waarop Bakker de briefschrijver zijn gedachten laat verwoorden, om geboeid te blijven lezen. Al met al een debuut dat verwachtingen schept!