Brown, Dan | Inferno

inferno4“Ik ben de Schim. Door de angstige stad ren ik. Door het eeuwige lijden vlucht ik weg.” (…)”Mijn geschenk is de toekomst. Mijn geschenk is de verlossing. Mijn geschenk is het Inferno.”

Na 10 jaar wachten verscheen dan eindelijk de zesde thriller van Dan Brown: Inferno. Het is alweer het vierde deel uit de serie rondom Robert Langdon, professor. In de diverse speelfilms vereeuwigd door niemand minder dan Tom Hanks. Dan Brown: “Ik verheug me erop in mijn nieuwe boek de lezers mee te nemen op een reis naar deze mysterieuze wereld, een landschap vol codes, symbolen en geheime doorgangen.” Brown is geslaagd in zijn opzet. Volledig geïnspireerd door het beroemde epische gedicht De Goddelijke Komedie van Alighieri Dante, met name het eerste deel De Hel, neemt de schrijver ons mee in een gruwelijke wereld van de zeven hoofdzonden, duivelse maskers, pandemieën en enge schilderijen op weg naar het onvermijdelijk(?) einde van de wereld.

Het verhaal begint met een vreemde, angstige droom van Harvardprofessor Robert Langdon die badend in het zweet wakker wordt in een ziekenhuiskamer in Florence, Italië. Vanaf dat moment vallen de puzzelstukjes uit zijn droom langzaam op zijn plaats. Beetje bij beetje wordt ontrafeld wat er aan de hand is. Langdon die lijdt aan retrograde amnesie (geheugenverlies) en voor het eerst het zonder zijn Mickey Mouse- horloge moet stellen, onderneemt met Sienna Brooks, arts, een zoektocht naar de waarheid waarbij de inhoud van het gedicht van Dante een belangrijke plaats inneemt. Beiden raken verstrikt in een duizelingwekkend avontuur. Langdon ontdekt dat hij in bezit is van een reeks verontrustende codes, gecreëerd door een briljante wetenschapper; een genie dat geobsedeerd is door het einde van de wereld en het duistere meesterwerk Inferno: “Iemand zal deze strijd moeten voeren (…)Dat is een simpele rekensom. De mensheid verkeert in een vagevuur van uitstel, besluiteloosheid en individuele hebzucht, maar recht onder ons wachten de kringen van de hel, klaar om ons allemaal te verslinden.” De strijd tegen deze mysterieuze vijand voert hen langs adembenemende locaties in Florence en Venetië. Een netwerk van verborgen doorgangen en eeuwenoude geheimen ontvouwt zich voor het oog van de lezer. Als blijkt dat ook een geheime dienst ‘het Consortium’ achter Langdon en Brooks aanzit, zijn ze hun leven niet meer zeker. De klok tikt…

De angstaanjagende boodschap van het boek is helder vervat in de woorden van een van de hoofdpersonen: “Zou je vandaag de halve wereldbevolking doden om onze soort voor uitsterven te behoeden?” Brown hanteert een iets tragere pen, laat zijn personages slecht uit de verf komen, haalt de vaart er geregeld uit – door veel zaken te beschrijven en uitvoerig de lezer kennis te laten maken met historische details – maar schrijft wel een spannend verhaal. Had De Da Vinci Code nog iets geloofwaardigs, dit boek is ronduit ongeloofwaardig. Een zoektocht met een ultramoderne drone, huzarenstukjes die telkens net goed aflopen en te voorspelbare acties maken het er niet authentieker van. Het is vooral leuk, spannend en mysterieus. Dat je blijft doorlezen, komt vooral door de typische thrillerclifhangers aan het eind van elk hoofdstuk.

Het uitwerken van de plot doet Brown heel knap. Je blijft geboeid tot het eind. Vergeleken met De Da Vinci Code pakt Inferno je minder. De bestseller van 10 jaar terug zet de (christelijke) lezer aan het denken, kan het christelijke wereldbeeld en godsbeeld danig onder druk zetten, roept vragen op, wil schuren en strijken tegen de haren in, Inferno heeft het allemaal net niet. Of het zou moeten zijn over het probleem in het boek: de overbevolking van de wereld. De illustraties in het boek, waaronder enkele grafieken, proberen nog een realistisch tintje aan het verhaal mee te geven.

De zoektocht waarin de lezer wordt meegezogen is ook de zoektocht van de spirituele Dan Brown: “Ik beschouw mezelf als een student van vele religies. Hoe meer ik leer, hoe meer vragen ik heb. De spirituele zoektocht zal voor mij een leven lang werk in uitvoering zijn.” Terugkijkend op de mediahype rondom het verschijnen van Browns nieuwste ‘thrillerkindje’ en het geheimzinnige gedoe rondom het vertaalwerk ervan, valt Inferno deels tegen. Maar daar zullen de ware Brownliefhebbers en Langdonfans niet warm of koud van worden.

Mitchell, David | Doorgang

Mitchell, David. DoorgangTijd is een belangrijk motief in de verhalen van David Mitchell. Tijd, of eigenlijk het spel met de tijd, het op losse schroeven zetten van de ijzeren wetten van de tijd. Wie die wet laat varen (wat binnen de kaders van een fictief verhaal natuurlijk prima kan), krijgt ineens vrijwel onbeperkte mogelijkheden. Mitchell deed het in De Tijdmeters, hij doet het opnieuw in Doorgang.

In 1979 bezoekt Nathan met zijn moeder het huis aan Slade Alley van een rijke gravin, dat nogal moeilijk te vinden is. Moeder mag er proefspelen op de piano, terwijl Nathan zich moet vermaken met de bijdehante zoon van de gravin. In 1988 gaat een agent op een verder onduidelijk onderzoek uit en stuit op een poortje in Slade Alley en gaat er naar binnen. In 1997 besluit een groepje studenten, geïntrigeerd door een oud politierapport uit 1988, op onderzoek te gaan in Slade Alley. Zo zijn er nog meer gebeurtenissen in 2006 en 2015. En bijna allemaal met eenzelfde afloop: er verdwijnt iemand in de coulissen van de tijd. Meer wil ik er eigenlijk niet van zeggen om de plot niet weg te geven, maar het zit erg ingenieus in elkaar.

Mitchell blinkt uit in het neerzetten van geloofwaardige personages en omgevingen. Er zijn weinig schrijvers die zo goed een wereld kunnen oproepen waar je in gelooft, waarbij de kilte langs je ruggengraat strijkt of de zon op je huid brandt. Het maakt dat hij als geen ander in staat is je mee te slepen in een andere wereld, waar niets is zoals je het gewend bent en waardoor de gebeurtenissen onder je huid kruipen en nog lang in je dromen meegaan.

Prachtig ook om te zien hoe Mitchell bouwt aan een oeuvre. Personages uit Tijdmeters spelen ook weer een (bij)rol in Doorgang. Het doet denken aan de reeks De donkere toren van Stephen King. Dat Mitchell Stephen King hoog heeft zitten, mag blijken uit het feit dat hij hem vereert met een vermelding in zijn boek. Maar ook zonder die vermelding is de gelijkenis tussen de schrijvers treffend: het loslaten van natuurwetten, de betoverende sfeerbeschrijvingen, de personages die uit het boek breken, de smeuïge dialogen, de continue verkenning van het kwaad: het is zo herkenbaar.

Jammer dat Mitchell altijd wel een personage invoegt dat grof in de mond is. En niet iedereen is dol op het spel met de natuurwetten, wat natuurlijk als magie kan worden uitgelegd. Maar ik moet toegeven: voor mij is dit guilty pleasure.

Warmels, Helga | Goede dagen

helga-warmels-goede-dagenJournaliste, tekst- en (kinderboeken)schrijfster Helga Warmels heeft een pareltje geschreven. Wat een ontroerend en intrigerend meesterwerkje! Een kleine roman met een grootse thematiek. Goede dagen leest als een trein, kent een bijzondere hoofdpersoon en is gesitueerd in een prachtige omgeving.

‘Gedwee schuifelde ze met hem mee, langs de lege koffers en de hometrainer, in hun eerste danse macabre van deze dag, hij achteruitlopend, zij vooruitsloffend, haar gerimpelde handen losjes in de zijne. Een trouwring droeg zij niet meer: die had hij, samen met zijn eigen ring, opgeborgen…’ Een schrijnende kennismaking met Arthur en Dieneke. Het verdriet, het gemis, de afstand, het wordt allemaal ervaren in de geciteerde scene. Dit voelbaar maken is wat Helga Warmels geregeld doet in haar roman. Knap gedaan! Des te schrijnender is de openingszin: ‘Bijna elke ochtend wanneer hij wakker werd, hoopte hij dat zijn vrouw dood naast hem lag.’ 

De vrouw van Arthur, Dieneke, is dementerend. Voordat het helemaal te laat is, gaan ze nog een weekje naar Zuid-Limburg. Ze nemen hun intrek in een zorghotel, in een voormalig klooster in Mechelen. Er wordt goed gezorgd voor Dieneke, ze is in professionele handen. Hier zal Arthur ook tot rust kunnen komen. Maar voordat ze goed en wel beginnen aan hun vakantie, gaat er wat mis op de heenweg: een vrouw voor hen in een rode Ford Ka rijdt een kat plat. Kronkelend ligt het dier op de weg. Arthur stopt en besluit de vrouw te helpen. Hij rijdt het dier definitief dood. Morsdood. Hij legt de kat opzij van de weg. Eenmaal aangekomen bij het hotel ontmoet hij de vrouw opnieuw. Loes heet ze. Hij voelt zich door haar aangetrokken. Of dit wederzijds is? Ook zij heeft een geliefde die dementerend is. Samen voeren ze gesprekken. Ook over de kat. Deze wordt door Arthur uiteindelijk opgehaald en bij het klooster begraven. (schuldgevoel!) Dit gaat echter niet zonder slag of stoot. Deze kat speelt gedurende het hele verhaal een haast symbolische rol. Het motief van dood, verdriet, pijn, gemis en begraven is voelbaar en zichtbaar aanwezig.

Warmels weet zowel de gesprekken tussen mensen als de gedachtes van Arthur over Dieneke, alsmede het trieste verleden van beide personen heel mooi te verwoorden, te componeren. Dit verleden gaat steeds vaker en steeds indringender een grote rol spelen bij Arthur naarmate het ook minder gaat met hem. De omstandigheden dwingen hem terug te denken aan toen. De woorden ‘goede dagen’ worden door de roman heen op treffende wijze verschillend benoemd en uitgelegd. Zelfs in deze positief getinte woorden schuilt het verdriet, de schaduwkant van de goede dagen licht op.

Gaandeweg het verhaal voel je scherp aan dat er wat mis is met Arthur. Zelfs wat er mis is. Alleen weet hij het zelf nog niet… De dood van Dieneke die eigenlijk aangekondigd wordt in de openingszin, komt uiteindelijk toch nog onverwachts. Maar dan begint het einde ook voor Arthur…

‘Hij wilde naar huis, terug naar Meppel. Hoeveel dagen zou die vakantie, die zogenaamde goede dagen die hem niets dan onrust brachten, hoelang zou die vakantie nog duren?’

Helga Warmels heeft een boek geschreven dat gezien mag worden als de opvolger van Hersenschimmen van Bernlef.

Ipenburg, Inge | Een schitterend ongeluk

imagesHet is haar tweede boek. Na Het gerecht komt Inge Ipenburg nu met Een schitterend ongeluk. Een bizar verhaal over een extreem bizarre vriendschap tussen 5 mensen van middelbare leeftijd. Conclusie: De titel doet recht aan de inhoud van het verhaal, het boek is een ongeluk. Een schitterend ongeluk. En zoals meestal bij een ongeval… graag zo spoedig mogelijk het wrak opruimen zodat het (lezers)verkeer weer verder kan rijden (lezen).

Het verhaal opent met een ongeluk. Vanuit het perspectief van Merel (Mees) ben je ooggetuige van een mysterieus ongeval. Je voelt gelijk: hier is meer aan de hand. Als er dan ook nog sprake is van een man (naam vooralsnog onbekend) die wegloopt van de onheilsplek, weet je het zeker: dit gaat een staartje krijgen. Na de proloog word je meegesleurd naar het verleden, 1980. Je leert achtereenvolgens kennen: Merel (Mees), Karin, Jasper (Jas), Timo en Daniel. 5 vrienden die zich in een enge, maar ook ongeloofwaardige vriendschap storten. Extreem bizarre situaties, handelingen volgen. Met elk van de personages is iets grondig mis. Gaandeweg het verhaal wordt dat duidelijker. Het hele boek door wordt geschakeld tussen verleden en heden. Het verleden is nodig om de zaken die spelen in het heden goed te kunnen begrijpen. Dat is vaker het doel van geschiedenissen.

Ipenburg schakelt snel tussen de verschillende vrienden, vanuit snel wisselende perspectieven probeert ze helderheid te verschaffen in de vriendschappen, het ongeluk, onderhuids voelbare spanningen tussen de vrienden, maar ze wil te snel, te veel meegeven in te korte tijd. Dat maakt je benauwd als lezer. Je hapt als het ware naar adem. Je verlangt even naar rust.

De 5 vrienden hebben in het verleden een bloedverbond gemaakt met elkaar. Ze zijn voor altijd aan elkaar verbonden. Niemand zal er ooit tussen mogen komen. Daar waken ze voor. Dan blijkt dat het ongeluk geen ongeluk is. Er is zelfs geschoten in de auto voorafgaand aan het ‘ongeluk’. Jasper en Merel blijken ook iemand te hebben opgepikt. De onbekende man. Wanneer de vrienden op onderzoek uitgaan met hulp van agent Wil Heerema ontdekken ze dat Jasper er een geheim leven op na houdt in Engeland. Hij is getrouwd en heeft een kind. En dat terwijl Merel zijn vriendin in Nederland is. Het gesloten wereldje van de 5 gezworen vrienden staat op instorten: ‘De broederschap van vijf. Hun verbondenheid die op geen enkele manier veranderd is door de relatie van Mees en Jas. Die op geen enkele manier veranderde door welke relatie dan ook. Waar de buitenwereld op geen enkele manier toegang toe had. Was het aan het afbrokkelen? (…) Don was weg, Jasper had geheimen en zij en Timo overlegden wat te doen met Mees. Eilandjes waren ze ineens.’ Een ding wordt heel helder: alle vijf dragen ze geheimen met zich mee waardoor alles in een kwaad daglicht komt te staan.

Inge Ipenburg, oud-actrice van GTST, heeft met Een schitterend ongeluk geen thriller maar een echte soap geschreven. Een te zwoele en sensuele soap met spanningsrandjes. Het taalgebruik is ronduit slecht. Zelden heb ik een boek gelezen dat zoveel scheldwoorden en vloeken bevat (binnen 1 alinea zo’n 5 vloeken geteld). En zo onnodig. Ook de onnodige herhalingen in woordkeuze zoals in het citaat hierboven, storen. Ondanks de vaart in het verhaal, je leest wel door, vind ik dit boek slecht geschreven. De ongeloofwaardigheid van de plot, de karakters die echt vervelend zijn en met wie jij je als lezer slecht weet te identificeren, zorgen voor een irritant onderbuikgevoel tijdens het lezen.

‘We zijn allemaal als de dood dat we niet meer van elkaar houden. We slaan nog liever op de vlucht, we belazeren nog liever de boel dan dat we moeten accepteren dat de liefde, onze liefde, vergankelijk bleek. Vergankelijk blijkt. Dat is het ergste.’ Helaas is wat mij betreft gebleken dat Inge Ipenburg grote woorden niet weet over te zetten in een schitterend verhaal.

Waal, de S. | Een wolf in schaapskleren

9200000009905898Deel 8 Een wolf in schaapskleren uit de succesvolle reeks over rechercheur Opperdoes en zijn trouwe assistent Jacob behoeft bij de eveneens trouwe schare fans van Baantjer geen nadere introductie. Het is opnieuw een pakkende en vlot geschreven politieroman. Dit keer ligt er een lijk in een van de Amsterdamse grachten: een student. Ogenschijnlijk een tragisch ongeluk. Maar de oude Opperdoes zou de ervaren rot in het vak niet zijn, als hij toch onraad ruikt. Zich vastbijtend in de zaak, komt hij diverse, soms typische Amsterdamse figuren tegen. Als blijkt dat een mysterieuze onderwereldfiguur, genaamd ‘De Regelaar’ een rol in het geheel speelt, gaan alle alarmbellen rinkelen. Wie is uiteindelijk de wolf in schaapskleren?

Wat zo prettig is aan deze serie – er verschijnen jaarlijks twee delen – is het feit dat De Waal de hand van de meester, Baantjer, duidelijk voelbaar en zichtbaar maakt. Een ode aan de overleden Appie Baantjer. Een huldeblijk. Op bijna elke bladzijde ruik je het Amsterdam van Baantjer. Je ziet de stadsbeelden zo voor je. Weinig verrassends biedend, behoorlijk voorspelbaar en een tikkeltje cliché, dat is nu precies de kracht van de serie! Het is de continuïteit, de eenvoud, de ironie en de soms fraaie dialogen waarin ook dit deeltje uitblinkt. Een wolf in schaapskleren is zeker de moeite waard (een ‘gezellige’ policier) en zal ook lezers weten te boeien die niet snel grijpen naar een boek ( het boek is niet te dik en leest vlot weg).

Wat echt in dit deel tegenvalt, is dat je al snel weet hoe de vork in de steel zit. Dat haalt de spanning eruit, terwijl de vaart niet vermindert. Je zou kunnen zeggen dat de titel ook de inhoud dekt, je verwacht in dit boek een ‘wolf van een verhaal’, maar krijgt er een’ in schaapskleren’. Van het plot hoef je dus niet teveel te verwachten. Het zijn meer de randvoorwaarden, die als een jus over de inhoudelijke ‘aardappelen’ wordt uitgegoten dat naar meer doet smaken.

Arlidge, M.J. | Piep zei de muis

24762_565eba954e6fd_24762Na een daverend debuut met zijn thriller Iene Miene Mutte vestigde M.J. Arlidge in een keer zijn naam. Met deel 2, Piep zei de muis, haalt hij het wat mij betreft niet. Zoals zo vaak bij goed onthaalde thrillers met een vast hoofdpersonage komt er een Britse crimeserie met inspecteur Helen Grace. Gegarandeerd dat zo’n serie een succes wordt. Want spanning bevat het boek wel degelijk. Desondanks heb ik geen moment op het puntje van mijn stoel gezeten. Ik heb er alles bij elkaar genomen een heel twijfelachtig gevoel bij. Een klein beetje een vieze smaak in mijn mond. En dat had ik van tevoren niet verwacht.

Opvallend in deze thriller is dat enkele personages zich gekweld voelen door de omstandigheden, door het verleden. Gekwetst, soms met schuld beladen, worstelen ze zich door het heden heen. Ze ondergaan pijnlijke handelingen om zichzelf te straffen: soms fysiek lijden, soms psychisch lijden. Zo ook inspecteur Helen Grace. (Grace betekent genade!) Haar zus Marianne, die een schokkende rol speelt in deel 1 Iene Miene Mutte, is dood. Dit feit achtervolgt Helen, evenals andere politiemensen. Ze ondervinden nog dagelijks de schade die is toegebracht door de gebeurtenissen in dat eerste deel.

Maar tot rust komen is er niet bij. Er is een seriemoordenaar actief, een vermoorde man wordt gevonden in een smerig vervallen huis, afwerkplek van de hoeren in die buurt. Je wilt daar nog niet dood gevonden worden… Na de eerste moord wordt het hart van het slachtoffer thuis afgeleverd. Een intense woede heeft zich meester gemaakt van de dader. Waarom? En wat doen de slachtoffers, vaders van gezinnen, bij hoeren? Wat is het duistere motief achter de opzienbarende moorden? Tegen het einde van het verhaal komen de inspecteur en de dader lijnrecht tegenover elkaar te staan in een tragische finale. Ingrediënten die zich bij uitstek lenen voor een geraffineerd plot en dito spanning. En toch… het lukt allemaal net niet.

Na een moeizame start en zonder voorkennis van deel 1 komt het verhaal langzaam wat op gang. Door de zinsbouw, de dialogen, het voortdurend teruggrijpen naar het verleden door de personages wordt de vaart er echter geregeld uitgehaald. Ik kan me ook niets voorstellen bij een politie-inspecteur die zich in de avonduren vermaakt bij een SM-meester. Het is gewoon ongeloofwaardig. Nog afgezien van het feit dat ik me niet kon inleven in de hoofdpersoon. Ze blijft teveel op afstand. Dit ‘unheimische’ gevoel overheerst toch tijdens het lezen van dit verhaal. Als je deel 1 niet kent, dan wordt het plot van deel 1 weggegeven in deel 2. Dat is ook niet heel netjes. Het is de kunst zo’n verhaal neer te zetten dat je deel 1 ook na deel 2 kunt lezen. Dat hoef je nu niet meer te doen.

Eerlijk is eerlijk, ondanks de fundamentele kritiek die ik heb, heeft het boek wel spanning, heeft het een prachtige voorkant met een sinistere ondertitel en zie je ergens ook wel uit naar een nieuw boek van Arlidge. Hopelijk weet hij me dan wel te overtuigen.

Schmidt, Annie M.G. | Die van die van u

Annie MG Schmidt - Die van die van u - grootHet is wonderlijk hoe men door kritisch te zijn ten opzichte van een elite juist opgenomen kunt worden in diezelfde elite. Als Schmidt ernaar zou hebben gestreefd, was dat waarschijnlijk juist niet gelukt. Want zeker haar eerste gedichten (1947-1950) zijn schattig, maar zelden ontroerend. Grappig-kritisch, maar nooit wereldveranderend. Mooi woordenspel, maar nooit beeldschoon.

Neem bijvoorbeeld het gedicht ‘En nu de natuur in‘. Het begint met de opmerking dat de dichter studeert als biologe, maar daarna komt een bijzonder luchthartig stukje prietpraat waarin nog wel de namen van allerlei flora en fauna genoemd wordt, maar wat toch vooral het meest weg heeft van een parodie op het werk van Gezelle. Als men het zo bekijkt, zit het tegen een sarcastische imitatie aan. Ook het gedicht ‘Leeszaal‘, dat opent met de zin van Kloos: ‘Ik ben een god in ‘t diepst van mijn gedachten,’ om te vervolgen met ‘maar in de bibliotheek een volontair’. Puur satire. Je moet er van houden.

Het is dan ook het leukst om enkele gedichten uit de eerste periode te lezen en dan ineens naar het einde te gaan, waar men gedichten vindt als ‘Op een mooie pinksterdag‘.

Op een mooie Pinksterdag
Als ‘t even kon
Liep ik met m’n dochter aan het handje in het
parrekie te kuieren in de zon
Gingen madeliefjes plukken,
eendjes voeren,
eindeloos.
‘Kijk nou toch, je jurk wordt nat,
je handjes vuil,
en papa boos.’

Vader was een mooie held.
Vader was de baas.
Vader was een duidelijke mengeling van Onze
Lieve Heer en Sinterklaas.
‘Ben je bang voor ‘t hondje?
Hondje bijt niet.
Papa zegt dat hij niet bijt.’
Op een mooie Pinksterdag
met de kleine meid.

Als het kindje groter wordt,
rosie in de knop,
zou je tegen alle grote jongens willen zeggen:
‘handen thuis en lazer op.’
‘Hebbu dat nou ook meneer?’
‘Jawel, meneer,
precies als iedereen.
Op een mooie Pinksterdag
Laat ze je alleen.’

Morgen kan ze zwanger zijn.
‘t Kan ook nog vandaag.
‘t Kan van de behanger zijn
of van een Franse zanger zijn
of van iemand uit Den Haag.
Vader kan gaan smeken
en gaan preken
tot hij purper ziet.
Vader zegt ‘pas op m’n kind,
dat hondje bijt.’
Ze luistert niet.
Vader is een hypocriet.
Vader is een lul.
Vader is er enkel en alleen maar voor de centen en
de rest is flauwe kul.
Ik wou dat ik nog één keer
met mijn dochter
aan het handje lopen kon.
Op een mooie Pinksterdag
samen in de zon.

Hoewel er nog steeds de bijterige toon in zit en de met opzet schunnige taal (detail: Leen Jongewaard die het liedje uitbracht als singletje en er een hit mee scoorde, zong ‘Vader is een nul‘), is de angst en weemoed van elke vader die de onschuld van zijn dochter ziet verdwijnen goed in het gedicht gestopt.

Deze bundel van Schmidt mag niet in uw boekenkast ontbreken, simpelweg omdat ze uniek is. Ze heeft een genre ontwikkeld, dat ze vrijwel in haar eentje bevolkt. En ook al heeft ze niet het Grote Idee, ze slaat veel spijkers op de kop.

Hollander, Loes den | Genadeklap

9200000045983376In deel 2 van Dossier Metselaer met als titel Genadeklap richt Loes den Hollander zich allereerst heel persoonlijk tot de lezer. Ze waarschuwt de lezer terecht voor dit tweede deel. Het valt niet te lezen zonder de voorkennis van deel 1: Aangetast. Haar advies om de juiste volgorde te hanteren heb ik me ter harte genomen.

Qua opbouw voldoet het boek aan het eerste deel. Ook hier maak je het verhaal als lezer mee vanuit verschillende perspectieven, personen: Gideon, Rifka, Bea en Matthias. Zo krijg je een compleet beeld van de gebeurtenissen, omstandigheden en ervaringen van de hoofdpersonen. De structuur zorgt ervoor dat je het verhaal goed kunt volgen, want een zekere complexiteit kent dit boek wel. Den Hollander weet in dit spannende en verrassende vervolg continue de vinger op de zere plek te leggen. En dat dat pijn doet bij de verschillende personages moge duidelijk zijn…

Het is lastig een gedegen samenvatting te geven van dit deel. Je geeft al snel de clou uit handen. Een poging: nu eenmaal bekend is geworden wat er met Tamara Metselaer gebeurd is, belandt de schuldige achter de tralies. Een ieder probeert nu de draad van het gewone leven op te pakken. En toch… door de gedoseerde spanning die Den Hollander langzaam maar zeker wat opvoert, voel je als lezer aan dat er zaken niet kloppen. Wat is het verhaal achter de tragische gebeurtenissen? Welke rol speelt Bea, de moeder van Rifka in het grotere geheel? Er is met elk personage wel wat mis. Grondig mis… Individuele geheimen, diepgewortelde haat- en nijdgevoelens komen bovendrijven: ‘Iets in hem weet zeker dat hij deze vrouw uit zijn buurt moet houden. Ze is de moeder van het meisje dat hij heeft doodgereden en het kan niet kloppen dat ze vrede met hem wil sluiten. Dat zal geen enkele moeder in haar hoofd halen. Vrede is een station te ver.’

De plaats voor religie en het geloven in een hiernamaals wordt hier en daar ook aan de orde gesteld. Twijfel, ongeloof en verharding lijken te winnen. ‘Zou er iets zijn na het leven? Ze heeft dat nooit geloofd, ook al maakte ze zichzelf de eerste tijd na Lieves dood wijs dat er zeker iets was waar je naartoe ging. Iets waar je elkaar later terugzag. (…) Ze sluit haar ogen en zoekt naar beelden van haar kind. Laat haar dansen, laat haar gelukkig zijn, laat haar verlangen naar de toekomst. Het lijkt wel of ze nu bidt.’

Wanneer je deel 1 kent, is het jammer dat er zoveel weer opgerakeld wordt wat je al lang weet. Het boek kent verschillende herhalingen die niet altijd noodzakelijk zijn. Dat kan de vaart er op sommige momenten uithalen. Maar uiteindelijk lees je toch door, omdat je absoluut wilt weten hoe de vork in de steel zit.

Boogers, Alex | De lezer is niet dood

1vvh9789057597909 (1)Alex Boogers komt met een ode aan de lezer. De springlevende lezer. Een oproep aan iedereen die de liefde voor het boek, het verhaal pur sang moet doorgeven: boekhandelaren, docenten, schrijvers en uitgevers. Een schotschrift. Een hekelschrift. Een pamflet. Een aanval gericht op iedere schrijver die zich laat meeslepen door de zucht, het verlangen naar meer erkenning, meer roem, meer geld, meer aandacht. Een verdediging voor diegene die zich hierdoor niet laat meeslepen, maar zich richt op het schrijven van een goed verhaal, omdat dat verhaal de moeite waard is, omdat dat verhaal geschreven moet worden.

In 64 niet mis te verstane pagina’s neemt de auteur de lezer mee op reis naar een ‘verschraald landschap’. In deze vreemde streek toont hij de lezer, die halfdood is. ‘De lezer is niet dood. We laten hem in een verschraald landschap sterven van de dorst. We geven hem zand in plaats van water. Maar dood is hij niet.’ 

De boodschap van zijn verhaal is dat er gezocht moet worden naar nieuwe lezers. Ondanks het feit dat er steeds minder gelezen wordt. ‘Als er onder de leerlingen een lezer zit die iets aan het boek heeft dat hem is aangereikt, dan is het niet voor niets geweest. Als er een mens is die een boek oppakt en openslaat en daarmee voor het eerst in zijn leven een lezer wordt, dan bestaat de lezer. Hij is niet dood.’

Boogers toont in mooie volzinnen met dito beeldspraak aan dat jarenlang de lezer hetzelfde leesvoedsel is voorgehouden. Hier was iedereen bij gebaat en niemand klaagde: schrijvers, boekhandelketens, uitgevers. Er werd geld verdiend. Daar draaide het allemaal om. Het ging om de massa, die toch wel vreet wat tot hem komt. Maar ondertussen is die lezer als de mishandelde gans die elke keer hetzelfde voer door zijn strot gedrukt krijgt, die vreet en vreet totdat hij niet meer kan. En het vervolgens uitbraakt. ‘Met het braaksel dat uit zijn mond gulpt ligt hij schokkend op de grond en kermt: ‘Red mij!’ De vorm van het boek werd belangrijker geacht dan het inhoudelijke verhaal. Dit tij dient te worden gekeerd. Want ‘niemand neemt de belangrijke taak van verloskundige op zich en helpt nieuwe lezers op weg. Waar staan de kraamkamers? Wie leidt in? Wie maakt de lezer?’

Alex Boogers houdt een schitterend pleidooi om de boekenlijsten (‘de boekenlijst als poppenkast’) op de middelbare scholen eens tegen het licht te houden en al die grote schrijvers van toen eruit te gooien en de lijsten te vernieuwen met de schrijvers van nu: schrijvers die dicht bij de mensen staan, die weten wat er leeft onder de mensen. Die een verhaal hebben te vertellen dat gehoord wil worden. ‘Ik zie dat er voor de lezer wordt bepaald wat hij leest, hoe hij het moet lezen, wat hij ervan moet vinden. Er wordt ons een voorstelling gegeven van de wereld zoals wij die moeten zien, maar niet zoals die werkelijk bestaat.’

Boogers is scherp. Messcherp. ‘De lezer is een kijker, de kijker is een verdwaalde lezer, een verstandelijk gehandicapt kind dat aan de hand wordt genomen en de titels en schrijvers op een presenteerblaadje krijgt aangereikt. ‘Toe maar, lees dit maar. Dit is goed.’ Het gaat de schrijvers tegenwoordig om aanzien en rijkdom. Maar ‘wie het werk maakt voor de massa is van nature angstig. Een producent van content.’

Wanneer ben je echt geslaagd als auteur? ‘Wie je boek zoekt, zal het vinden, en als je het, als schrijver, voor elkaar hebt gekregen dat er een lezer is die na het lezen van je boek iets anders naar de wereld kijkt, op een wijze zoals hij nooit eerder heeft gedaan, dan heb je veel bereikt. (…) Je bent voor heel even een god in de gedachten van die vreemde andere.’

Dit verhaal beukt je hersenen in. Het vraagt erom gelezen en herlezen te worden. Boogers toont aan dat het inderdaad om het verhaal gaat. Dit boekje is een puik voorbeeld van zijn eigen schrijversvisie.

Palmen, Connie | Jij zegt het

Connie Palmen - Jij zegt hetOok al schrijft Connie Palmen niet veel ‘grote romans’, ze is een absolute grootheid in de Nederlandse literatuur. Haar boeken De vriendschap en I.M. zijn zeer het lezen waard. In dit boek, dat eigenlijk een postume, fictieve autobiografie van Ted Hughes is, wordt vooral ingezoomd op zijn relatie met Sylvia Plath.

Palmen heeft zich voor dit boek moeten inleven in de persoon Ted Hughes. Dat lijkt me geen makkelijke opgave, want Hughes is een persoon wiens integriteit veel in twijfel wordt getrokken, vooral door liefhebbers van het werk van zijn vrouw. Ted Hughes is namelijk tot over zijn oren verliefd geworden op Sylvia Plath en zij op hem. Samen beginnen ze aan een heftige relatie, waarin ze beiden volledig in elkaar opgaan. Bij een eerste periode van gescheiden zijn valt op beiden een dusdanige somberte, dat ze elkaar toch maar snel weer opzoeken. Het tekent de relatie, want een dergelijke verbondenheid (waarbij elke afwezigheid verdacht wordt gemaakt) is uiteindelijk niet gezond.

Het verhaal is verzonnen, maar de personen en openbare feitelijke gebeurtenissen kloppen. Palmen schreef met I.M. een werk dat ze zelf ‘autobiofictie’ noemde. Dit boek is dat ook, maar dan zonder ‘auto’. We krijgen de zaak volledig van de kant van Hughes te horen, waarbij hij door het hele boek heen meteen al uitlegt dat al die gebeurtenissen onafwendbaar zouden uitlopen op een slecht einde. Hoewel hij dat invoelend doet, wast hij ook voortdurend zijn handen in onschuld. Deze ambivalentie roept des te meer bewondering op voor Palmen, want gedurende het lezen had ik steeds het gevoel een tekst van Hughes te lezen, terwijl elke letter echt door Palmen is opgeschreven. Het is al bijzonder moeilijk je grondig in te leven in een persoon, hoe moeilijk moet het zijn je in te leven in een persoon die waarschijnlijk zelf verscheurd wordt door twee grondemoties.

Ted HughesSylvia PlathHughes trekt de tussenkomst van een bevoegde arts in twijfel, terwijl zijn eigen aanpak nogal zwaar op zijn occulte voorkeuren leunt. Hij is bezig met astrologie, horoscopen, hypnose en het ouija-bord. Als zijn vrouw het af en toe moeilijk heeft, past hij deze technieken toe om haar te helpen. Zo is de vader van Plath overleden toen ze drie jaar was, en lukt het hen via het ouija-bord informatie over hem te verkrijgen. Maar het helpt allemaal niet haar geestelijke problemen te overwinnen. Ik vind het persoonlijk ook een bedenkelijke zaak om dit soort krachten in te schakelen voor wat voor probleem dan ook, omdat uit het boek ook duidelijk blijkt dat ze die niet onder controle hebben.

Het boek leest makkelijk, maar er zit wel een flinke dosis verwijzingen naar literaire voorbeelden en verwanten in van zowel Hughes als Plath. Ik mis dan trouwens weer de teksten die Hughes en Plath hebben gepubliceerd (behalve het motto), die op bepaalde momenten zeker passend zouden zijn geweest. Maar wie zich daar niet aan stoort, treft ook een hartverscheurend verhaal aan over een man en een vrouw die niet zonder, maar uiteindelijk ook niet met elkaar kunnen leven. En wie Sylvia Plath googelt, komt er al snel achter dat dat niet goed kan aflopen.