Ivo Kouwenhoven | Verder kijken dan de muzieknoot lang is

Achter de muzieknoot, geproduceerd door het orkest, zit een zeer fascinerende wereld. Ivo Kouwenhoven heeft dat goed gezien en vertolkt in zijn boek Verder kijken dan de muzieknoot lang is.

Ivo Kouwenhoven is een (in 1972) geboren Rotterdammer. Hij is afgestudeerd aan het Rotterdams Conservatorium met als hoofdvak hoorn. Naast dat Kouwenhoven dirigeert en componeert, geeft hij advies over jeugdbeleid, schrijft columns (waarvan een heel aantal in het boek staan) en jureert bij verschillende jeugdfestivals in het land. Een muzikaal man met een groot hart voor de jeugd.

De auteur heeft in zijn beschrijving van de wereld achter de muziek veel aandacht voor de jeugd, immers wie de jeugd heeft … Veel orkesten hebben moeite met het werven van leden. Ivo Kouwenhoven geeft een tiental concrete tips om dit probleem te tackelen, waarvan dit wel eens de gouden tip kan zijn: “Vaak zijn het besturen of commissies die urenlang vergaderen hoe nu nieuwe leden te werven. Maar heeft u het wel eens aan de jeugdleden zelf overgelaten?”

Dat Kouwenhoven niet alleen aandacht heeft voor jeugd en muzieknotatie mag duidelijk zijn. Zelfs de penningmeester krijgt, op een positieve manier, een draai om zijn oren. Daarnaast irriteert de auteur zich aan de ‘azijnzeikerds van de vereniging’, deze kun je maar beter kwijt dan rijk zijn. Iemand die veel noten op zijn zang heeft, kan beter een toontje lager zingen…… Maar dan blijven het aantal noten toch hetzelfde? Het is één van de vele quotes van Kouwenhoven die her en der in het boek staan. Inderdaad, deze quote staat op de bladzijde die gaat over de ‘azijnzeikerds’. Het geeft aan dat Kouwenhoven op een prettige wijze zijn visie deelt en daarbij de negatieve kanten van een vereniging niet onbenoemd laat.

Ivo Kouwenhoven bewijst dat moderne media hem niet vreemd zijn. Hij schrijft over telefoongebruik tijdens de repetities van (jeugd)orkesten. De beschreven irritatie is herkenbaar, maar hij buigt het om op een manier die de jeugd wel weet te waarderen. Sterker nog, Kouwenhoven heeft zelfs telefoons een rol gegeven in zijn eigen werk ‘The Conductor’s Nightmare’, hilarische muziek voor opleidingsorkesten.

Het boek beslaat 144 pagina’s en staat vol met thema’s die aangestipt worden en waarbij beleidsmatig handige tips aangereikt worden. Degene die een zeer doordachte analyse van het beleidsmatige deel van een vereniging verwacht, komt bedrogen uit. Dat is ook niet de doelstelling van Kouwenhoven. Hij deelt een aantal opgedane ervaringen die voor veel verenigingen een antwoord kunnen geven op problemen, ergernissen of blokkades. Het boek is overzichtelijk en eenvoudig te lezen. Een aanrader voor ieder (bestuurslid van een) amateurorkest.

Spits, Frits | De standaards van Spits 2

Indrukwekkend. Voor me ligt het tweede deel van de zeer boeiende lees- en luistergids van de meester van de taal, Frits Spits. Ach, nadere introductie van de presentator van De Taalstaat is niet aan de orde immers? De Standaards van Spits, deel 2 is een majestueuze, persoonlijke en derhalve subjectieve geschiedenis van het Nederlandstalige lied. Een genot voor het oor, een genot voor het oog, een genot voor het muzikaal geheugen.

Ronduit geweldig is dat bij dit boek 4 cd’s geleverd worden; uren muzikaal plezier, herinneringen oproepend aan reeds lang vervlogen liedjes. Soms met weemoed terugdenkend aan de ‘goede ouwe tijd’. Dan weer verrassend de wenkbrauwen omhoog, het aha-gevoel komt dan omhoog borrelen. Is het alweer zo lang geleden? Henk Westbroek met Waar ze loopt te wandelen, Boudewijn de Groot met Jimmy, maar ook Een kopje koffie van VOF de Kunst. En wat te denken van Ramses Shaffy met Zing, Vecht…? Wat volgt is een ode aan het Nederlandse lied, samengesteld door muzikaal begaafd man en neerlandicus Frits Spits. In 2 vuistdikke delen maar liefst!

Na een persoonlijke noot vooraf van Nelleke Noordervliet (‘Frits Spits leert ons te luisteren, zoals hij zelf luistert, vol verwondering, bereid tot een lach en klaar voor een traan.’) volgt de inleiding van Spits zelf, getiteld Startplaats. Het is min of meer een verantwoording van zijn liederenkeuze. ‘Het is alsof ik de regie over wat ik schrijf niet langer zelf voer. Soms is het alsof een onzichtbare hand die van mij overneemt en de pen laat schrijven. Ik ben er zelf nog het meest verbaasd over.’ Het is de hand van een andere Meester zo laat Spits doen voorkomen die hem opdraagt dit tweede deel te schrijven. Hij noemt zijn keuze een eigenwijze keuze. Hij kan ook niet anders. Het standaardwerk van Spits krijgt op deze manier wel een religieus, spiritueel getinte toon. Of het zijn bedoeling is?

Frits Spits is wat Gerrit Komrij was voor de poëziegeschiedenis. Spits behandelt in zijn korte hoofdstukken elk lied dat beluisterd kan worden middels de cd’s. Hij gaat in op de volgende zaken: arrangement, de tekstbenadering van het lied (en van ander repertoire van de zanger(es)) alsmede de uitvoering van het lied. Met gevoel voor taal (uiteraard!) en de juiste balans in zijn bespreking, neemt hij je mee door zijn boek. Bij het bespreken van het lied Suzanne van Herman van Veen zegt Frits Spits het volgende: ‘Het is als sterren kijken. Ik weet dat ik niet dichterbij kan komen, toch blijf ik het proberen omdat het verlangen om ze te leren kennen te groot is.’ De gelaagdheid van dit lied is een mysterieuze, een mystieke haast. Wil Spits die doorgronden, maar kan hij niet? Het is de moeite waard de tekst van dit lied eens te googelen. Wat Spits kenmerkt is dat hij daadwerkelijk de plaatsen bezoekt waar de liederen zich afspelen, zoals het Kronenburgerpark in Nijmegen (Frank Boeyen) en Brussel (Zjef Vanuytsel). Hij weet waar hij over spreekt. Een verdienste! Spits is eerlijk, hij durft zichzelf toe te spreken wanneer hij bepaalde liedjes vroeger niet draaide op de radio en waar hij toen de waarde op de een of andere manier niet van inzag. Nu wel…gelukkig… Spits’ reis heeft de waarde van een evaluatieve, reflectieve, soms mystieke ontdekkingstocht.

Een uitvoerige bronvermelding maakt De standaards van Spits 2 helemaal af. Dit is zo’n boek dat je wilt blijven lezen, het mag niet uit zijn. Lekker dwalen door vroeger tijd. Een muzikale reis door de wereld van poëtische liederen, carnavalskrakers en liedjes waarvan je denkt ‘moet dat nou?’ Aan te bevelen is de liederen vooraf te beluisteren, gedoseerd, om daarna de bijbehorende stukken uit het boek te lezen.