Terlouw, Corina | Mijn verhaal met Franciscus

franciscusCorina Terlouw (1965), moeder van vier kinderen, opgegroeid in een christelijke geloofsgemeenschap in de Alblasserwaard heeft een boekje geschreven met de persoonlijke titel: Mijn verhaal met Franciscus. Ze heeft het in eigen beheer uitgegeven en heeft het vervolgens ter recensie aangeboden.

‘Ik moet naar jou verlangen, dacht ik, met liefde naar je uitzien, maar ik verlang niet naar je. Het lukt me niet. Het lukt me echt niet. En ik moet er al helemaal niet aan denken dat je een handicap hebt.’

Met bovenstaand citaat zit je midden in het thema van dit verhaal: Lidewij, de hoofdpersoon, is zwanger… Onbedoeld en ongewenst. Haar emoties jagen haar op alsof ze in een rollercoaster zit. De vraag of ze haar kind wel of niet moet houden staat centraal. Ze worstelt ermee. Die worsteling beschrijft Terlouw zoals Lidewij zich voelt: chaotisch, rommelig, van de hak op de tak springend, niet altijd de juiste toon vindend.

Mijn verhaal met Franciscus is een raamvertelling. Een verhaal in een verhaal. Goedbedoeld. Maar de manier waarop beide verhalen zich ontwikkelen is vaag. Met name het verrassende einde is te onvoorspelbaar, te gekunsteld, te mooi om waar te kunnen zijn.

Corina Terlouw weet wel sfeer aan te brengen door gedetailleerde (natuur)beschrijvingen en bij vlagen goedgekozen beeldspraak: ‘Schrijven moest ik zoals je het zwembad in kon springen: in een keer kopje onder, geen droge draad meer aan het lijf. En dan zwemmen, altijd blijven zwemmen.’ Valkuil is dat ze soms te mooi wil schrijven en dan gebruikt ze te formele, te vormelijke woorden: ‘Zelf wist ze niet zo gauw naar wie of wat haar intentie uit zou moeten gaan. Op dit moment leek alle onvolmaaktheid ver weg.’ 

Het verhaal: Het is bijna As-woensdag als Lidewij gehoor geeft aan een oud verlangen om een boek te gaan schrijven. Al schrijvend worstelt ze om haar eigen verleden te plaatsen in het bredere perspectief van verhalen over versterving en het brengen van een offer. Franciscus van Assisi speelt daarin een belangrijke rol. Uiteindelijk onderneemt Lidewij een pelgrimage naar Assisi. Hier komen verschillende ervaringen en gevoelens samen. Lidewijs boek is het verhaal in het verhaal. Aan het eind komen beide verhalen in het echt tot leven. Dit is bizar en niet-realistisch. Wel knap bedacht door Terlouw, maar echt voldoening levert het je als lezer niet op. Er blijven open eindjes en dat is storend.

Tussen de regels door leer je ook wat van het schrijven als kunstvorm. Terlouws reflecties hierop geeft ze expliciet dan wel impliciet weer. Vanuit de fictie schrijft ze over de werkelijkheid en komt diezelfde werkelijkheid tot leven. Toch heb ik me gedurende het lezen continu afgevraagd wat Terlouw beoogt met dit boek.

Terlouw heeft een boek geschreven vanuit christelijke achtergrond en visie. Ze heeft het dan ook niet nodig vloeken op te nemen in haar boek. Dat ze dit wel doet, doet helaas sterk afbreuk aan het geheel. Het is toe te juichen dat iemand een boek schrijft, ze heeft een redelijke poging gedaan. Wanneer stijl- en spelfouten zouden worden weggelaten en ze zich richt op een duidelijk verhaal en dito thema en ervoor zorgt dat een verhaal ook echt lekker vlot leest, zou ze best kunnen uitgroeien tot een prima auteur. Enfin, je bent nooit te oud om te leren…

Lanen, Pepijn | Naamloos

Naamloos - Pepijn LanenDe Jeugd Van Tegenwoordig is zo jeugdig niet meer. Althans, het is mijn mening dat je aardig volwassen bent als je autobiografische boeken op je naam kunt zetten. Rapper Faberyayo van De Jeugd, alias Pepijn Lanen, beschrijft in Naamloos zijn strijd met alcohol en volwassenwording.

Het boek begint met een jonge dertiger die ontwaakt met een kater in een appartement dat hij niet kent. Hij weet zijn naam niet meer, weet niet meer hoe hij in het appartement terecht is gekomen, waar hij werkt enzovoorts. Hij beseft dat deze identiteitscrisis te wijten is aan drank en drugs, en zweert dit een maand lang af om zijn leven weer op de rails te krijgen. Dit gaat echter niet zonder slag of stoot. De jonge man leert dat er meer dingen zijn in het leven die genot geven – iets wat Lanen zelf ook heeft geleerd.

De liefde voor taal zit er goed in bij Lanen. Dit wordt geuit in bijna poëtisch, absurdistisch taalgebruik met grappige taalvondsten: “Een warme deken van Niets bedekt mij sinds enkele dagen. Alsof ik aan het overwinteren ben in de baarmoeder. Een blokhut van non-activiteit, waar de open haard gestookt wordt met machinaal op elkaar geperste blokken leegte. Het niks doen heeft een eigen identiteit aangenomen die de hele tijd achter me staat en mijn schouders masseert.” Het tilt het boek naar een hoger niveau en geeft heel duidelijk Lanens eigen stijl weer; dagelijkse, ogenschijnlijke saaie dingen beschrijven als bijzonderheden. Het verhaal laat je goed meevoelen met de hoofdpersoon, maar is niet echt vernieuwend. Er zitten geen wonderlijke draaien in het verhaal en een clue blijft uit. Hierdoor ontwikkelt het verhaal zich niet en vertelt elk hoofdstuk hetzelfde. Ook de feiten zijn niet altijd gecheckt. Zo vindt de man zijn pinpas, maar staat zijn naam hier niet duidelijk leesbaar op. Even internetbankieren had hem al een heel eind op weg geholpen.

Naamloos is een redelijk verhaal, in een unieke stijl geschreven. De titel is meer dan toepasselijk; het symboliseert letterlijk het naamverlies, en figuurlijk de zoektocht naar eigenheid van de hoofdpersoon. Het verhaal had echter best in de helft van het aantal bladzijden (nu 250) gekund. Op een gegeven moment ontbreekt de behoefte om door te lezen, en dat is jammer. Nu stelt het plot weinig voor, en bestaat het vooral uit een carrousel van feesten, drugs, seks en paniekaanvallen.

Vegt, Mirjam van der | Het naaiatelier

Mirjam van der Vegt - Het naaiatelierMirjam van der Vegt is dit jaar gevraagd het christelijk boekenweekgeschenk te schrijven. Het is een 89 pagina’s tellende novelle geworden met de titel Het Naaiatelier. Van der Vegt heeft een actuele thematiek bij de kop gepakt: het gaat over een vluchteling zonder verblijfsvergunning die zijn plekje in Nederland probeert te vinden. Jabir Fayazi heet hij.

In zijn geboorteland Afghanistan werkte hij bij een naaiatelier. Van een normale arbeidsrelatie is geen sprake: de kleermakerswinkel aldaar is van zijn oom, die wel degelijk de creatieve kwaliteit van zijn neefje herkent, maar die vooral uitbuit ten faveure van zijn eigen zoon. Deze zoon treitert zijn neefje tot gekmakend toe en gaat zelfs zo ver dat de moeder en zus van Jabir buiten zijn bereik worden gebracht. De vader van Jabir leeft al niet meer. Het draait erop uit dat Jabir niets beters weet te doen dan vluchten naar Nederland, waar zijn talent wel herkend wordt in een naaiatelier. Daar heeft hij jarenlang een rustig bestaan, tot zijn verleden hem weer inhaalt.

De thematiek is zoals gezegd actueel. Dat kan de lezer het gevoel geven een programmatisch verhaal te lezen, omdat hij dagelijks over deze thematiek een standpunt moet innemen. Daarnaast weet de hedendaagse lezer heel veel nuances van deze problematiek en is een novelle te kort om daar recht aan te doen. Ik zou er vanaf zijn gebleven. Maar qua verhaal is het mooi in balans. Er zijn verschillende verhaallijnen, mooie symbolen (de onschuldige kwartels die met Jabirs schaar worden gedood) en goede sfeerbeschrijvingen (zowel de Afghaanse als de Nederlandse).

De boodschap vind ik een mooie plek krijgen in het boek. Subtiel wijst Van der Vegt erop dat liefde de oplossing is in een conflictueuze wereld. Die conflicten zitten overal: in Afghanistan, in Nederland, maar ook in het hart van Jabir.

Van der Vegt heeft een kalme stijl van vertellen. Dat kan prachtig onderkoeld uitpakken, maar dat doet het hier niet. Het blijft wat vlak allemaal, ook al is de thematiek best heftig. Ik wijt het andermaal aan de beperkte ruimte die een novelle biedt. Om empathie voor een hoofdpersoon op te vatten, moet je eerst van hem gaan houden. Daar had Van der Vegt wel iets meer in mogen investeren, in de Nederlandse Jabir. Een dikke voldoende dus voor Van der Vegt, maar ook wel dat vervelende gevoel dat we al zo lang geen tien meer hebben gehad.

Vlugt, Simone van der | Nachtblauw

afbeelding nachtblauwSimone van der Vlugt is een bekroond schrijfster van thrillers, jeugdboeken en historische romans als Rode sneeuw in december, Jacoba, Dochter van Holland en De lege stad. Ze heeft  opnieuw een boeiende historische roman geschreven: Nachtblauw.

Een jonge weduwe, achtervolgd door gebeurtenissen uit haar verleden,  komt vanuit haar geboorteplaats De Rijp, via Amsterdam in Delft terecht. Als alleenstaande vrouw moet ze zelf in haar levensonderhoud voorzien en ze vindt werk bij een plateelfabriek waar ze al snel  een zeer gewaardeerde medewerkster is vanwege haar schilderstalent. In deze fabriek wordt het wereldberoemde Delfts blauw ‘ontdekt’ waar in de titel naar wordt verwezen. We staan aan de wieg van De Porceleyne Fles, een plateelfabriek die als enige van de 17e-eeuwse bedrijven nog altijd bestaat.

De lotgevallen van Catrijn worden verbonden met belangrijke gebeurtenissen uit de geschiedenis van Delft en een paar van zijn beroemde inwoners: de ontploffing van het kruithuis op 12 oktober 1654,  een  pestepidemie die diverse steden in De Republiek treft en de schilders Johannes Vermeer, die we als herbergier in het verhaal ontmoeten,  en Carel Fabritius. Misschien zijn de ontmoetingen met de schilders wat al te toevallig, net als de ontmoeting met Rembrandt in de tijd dat Catrijn nog in Amsterdam woont. Deze toevalligheden doen echter geen afbreuk aan het verhaal.

Waar je wellicht  wel enige vraagtekens bij kunt zetten is de wijze waarop Catrijn  wordt beschreven. Ze reist zonder problemen als alleenstaande vrouw, overnacht in herbergen, vindt vrijwel moeiteloos werk en huis en dat is op zijn minst opmerkelijk voor een vrouw in de zeventiende eeuw. Ook slaat Van der Vlugt de plank mis als ze Catrijn een predikant laat aanspreken met ‘vader’, dit is niet waarschijnlijk binnen de gereformeerde kerken.

Net als in de andere historische romans van Van der Vlugt is de romantiek een belangrijk ingrediënt van het verhaal en haar verlangen naar echte liefde maakt van Catrijn weer een vrouw van alle tijden. Ook weet de schrijfster begrip te kweken voor de daden van Catrijn die uiteindelijk geleid hebben tot haar leven als schilderes in Delft.

De couleur locale, het meeslepende verhaal, de interessante geschiedenis, zeker voor mij als geboren Delftse, maken dat je  Nachtblauw in één keer uit wilt lezen. Van der Vlugt verstaat de kunst je mee te nemen in het verhaal en dan vergeef je haar de kleine onvolkomenheden.

Kooten, van Kim | Lieveling

9200000049805345‘Snap jij dat nou, Pikkedoos?’ zegt mijn moeder. ‘Ik ben toch veel knapper?’ Papa geeft geen antwoord. Hij kijkt in de wijnkaart en wrijft met zijn hand over mijn been. Papa is niet verliefd op mama, hij is verliefd op mij.’

Kim van Kooten heeft een heftige en integere roman geschreven: Lieveling. Het verhaal is gebaseerd op het verhaal van Pauline Barendregt. Dit verhaal komt keihard binnen. Het ontroert je en elke keer dat je de bladzijde omslaat, denk je: niet verder gaan, stop met het misbruik van Puck. Niet meer, niet weer! Puck is vijf jaar. Haar vader is weg. Moeder is aan lager wal geraakt. Puck woont in een achterstandswijk in Rotterdam. Wanneer moeder een relatie krijgt met een veel oudere, rijke man vertrekken Puck en moeder naar Zwijndrecht en trekken bij ‘ome meneer’ in. Moeder heeft het goed, denkt ze. Puck heeft het goed, denkt moeder.

‘(…) de enige tienjarige die zijn eigen haar niet mag wassen (weet ik zeker, ik heb het laatst heel onopvallend rondgevraagd). (…) De enige die iedere zondagochtend in zijn blootje op de foto moet (weet ik zo goed als zeker, maar niet rondgevraagd). Volgens mij ben ik ook de enige tienjarige die weet wat seks is (maar dat durf ik natuurlijk al helemaal niet aan andere kinderen te vragen, of zij het ook weten en zo ja, van wie ze dat dan hebben geleerd).’

Puck is de lieveling van ‘ome meneer’ zoals ze haar stiefvader noemt. Er ontwikkelt zich een verhouding die verre van gezond is. Moeder heeft niets door. Of houdt de schijn op. Zij is druk met winkelen, geld uitgeven en vrolijk en blij leven van het vele geld dat haar man heeft. Ondertussen wordt Puck, die de lezer al snel in zijn armen sluit, seksueel misbruikt door de stiefvader. En met moeder gaat het ook bergafwaarts. Naarmate het verhaal zich ontwikkelt, voel je de spanningen in de onderlinge relaties oplopen. Je voelt aan: dit gaat een keer volledig uit de hand lopen.

Lieveling is ongelooflijk goed geschreven. Je maakt het verhaal mee vanuit het perspectief van Puck. Dat zie je terug in de stijl van schrijven: soms heel kinderlijk eenvoudig verwoord, dan weer heel formeel. Puck hanteert ook dure woorden (‘cachet’) die ze hoort van moeder. Ook de gedachten van Puck maak je mee doordat er geregeld zinnen staan tussen haakjes.

De erotiek in het verhaal heeft absoluut haar functie. Je ontloopt het niet in een verhaal dat gaat over kindermisbruik. Er wordt expliciet over geschreven. Smerig wordt het nergens. Juist de eerlijkheid van de erotische scenes maakt dit verhaal zo schrijnend en droevig.

Lieveling boeit van begin tot eind. Ondanks de heftige thematiek lees je dit verhaal met een lach en een traan. Wanneer op het eind Puck aangifte doet van seksueel misbruik vraagt oma of ze alles eerlijk heeft verteld. Puck knikt. Oma: ‘De waarheid. Het komt altijd uit.’

Die waarheid, hoe goed je haar verstopt, komt altijd aan het licht. De waarheid zal je vrijmaken. ‘Echte, grote geheimen willen gevonden worden. Omdat ze eenzaam zijn. En omdat ze groeien.’ Dat is misschien wel het meest hoopvolle dat dit verhaal je, ondanks alles, wil meegeven.

Irving, John | Avenue van de mysteriën

John Irving - Avenue van de mysteriënJohn Irving is een groot schrijver: De regels van het ciderhuis, Bidden wij voor Owen Meany en meer recent De laatste nacht in Twisted River: allemaal klasse boeken. Reden dus om handenwrijvend zijn nieuwste titel Avenue van de mysteriën ter hand te nemen. Het is een verhaal over Juan Diego, een vuilnislezer. We krijgen het verhaal tot ons vanuit de dromen van Juan Diego op leeftijd: gelukkig heeft hij een voorkeur voor chronologisch dromen. Juan Diego woont dus ergens in Mexico op een vuilnisbelt en scharrelt zijn kostje bij elkaar door nog enigszins bruikbare vuilnis te vinden. Hij is echter niet zoals alle andere kinderen: hij heeft zichzelf leren lezen, zowel in het Spaans als in het Engels. Daarnaast heeft hij een zusje dat gedachten kan lezen en vagelijk de toekomst kan voorspellen, maar dat vanwege een uitzonderlijke aandoening aan haar strottenhoofd alleen voor Juan Diego verstaanbaar spreekt.

De vuilnisbelt wordt regelmatig bezocht door Pepe, een Jezuïet met hart voor kinderen. Hij ziet in dat deze kinderen geen gewone kinderen zijn en wil ze een betere toekomst bezorgen. Daartoe roept hij de hulp in van een Amerikaanse collega. Ook hij raakt bevriend met de jonge kinderen, net als de baas van de vuilnisbelt, een plaatselijke arts, een junk en een transseksuele prostituee. Er zijn dus veel vrienden in de jeugd van Juan Diego en ook in zijn latere leven is er een stevig aantal. De veelheid aan personages levert schitterende dialogen op.

John Irving speelt met bovennatuurlijke elementen in het verhaal. Aan het eind van zijn leven, wanneer vrijwel al zijn vrienden hem ontvallen zijn, maakt Juan Diego een lange rondreis om een aantal beloften in te lossen. Terwijl hij dat doet, wordt hij losjes vergezeld door twee dames die plotseling verschijnen en verdwijnen. Het lijken geesten, maar ook anderen kunnen ze zien. Daarnaast is er een Mariabeeld dat af en toe tot leven komt (en zelfs debet is aan het overlijden van hun moeder) en natuurlijk de voorspellende gave van Lupe, het zusje van Juan. Bovenop dit alles speelt nog de discussie van Juan met een collega-auteur of de beste boeken nou volledig aan de fantasie van de auteur zijn ontsproten of dat de auteur vooral autobiografische elementen fictionaliseert. Het lijkt erop dat John Irving wil zeggen dat dé waarheid niet bestaat, maar dat iedereen met de bouwsteentjes van zijn eigen leven zijn eigen waarheid bouwt.

Bijzonder wil ik even de rol van seks noemen: seks is alomtegenwoordig in de wereld van Juan. Het is voor veel mensen een middel om te bestaan, voor de celibataire geestelijken juist weer een middel om hun trouw te bewijzen. De daad zelf wordt af en toe beschreven, maar  seks is wel in bijna alles een factor. Irving zal het wel kritisch bedoelen (seks is in de hedendaagse wereld helaas een belangrijke drijvende kracht), maar voor wie niet vrij denkt over seks is het al snel hinderlijk.

Visser, Judith | In seizoenen

In seizoenen Judith Visser

Judith Visser, bekend van haar spannende psychologische thrillers, heeft het aangedurfd om een heel ander genre in te stappen: de literaire psychologische roman. Visser, geboren in 1978 te Rotterdam debuteerde in 2006 met Tegengif. Vele boeken volgden, ze werd genomineerd voor de Gouden Strop in 2009 en haar boek Stuk werd verfilmd. Ook won ze de award voor het beste Rotterdamse boek. Terecht dat de lezer met spanning uitkijkt naar In seizoenen.

‘Jullie moeten eerder in maanden gaan denken. Hooguit in seizoenen.’ ‘Wat?’ Ik knipperde met mijn ogen. ‘Wat zegt u?’ Mijn moeders gezicht was zo wit als de overjas van de dokter…

Annabel Wismar, de 59-jarige moeder van David, heeft kanker. Vulvakanker. Door nalatigheid van de Daniel den Hoed-kliniek is er geen genezing meer mogelijk en is ze uitbehandeld. Zowel moeder als David legt zich hier niet bij neer. Ze gaan naar België, daar is een arts die wel nog hoop kan bieden. In Leuven volgt de ene behandeling op de andere via een nieuwe en gedurfde methode. Voor David is het onverteerbaar dat zijn moeder langzaam maar zeker in plaats van beter steeds zieker wordt. Annabel zelf weet dat ze de dood tegemoet gaat. Haar hoop vervliegt. De ziekte slaat des te heviger toe. Haar omgeving ziet haar meer en meer lijden. David is de enige die tegen beter weten in vasthoudt aan zijn ‘alles komt goed’.

Annabel, de hoofdpersoon in deze beklemmende en ontroerende roman, is gescheiden. Haar ex-man woont samen met Coen in Spanje waar ze een populaire bed and breakfast runnen. De liefde echter zit diep bij beide. Dat blijkt later wanneer Annabel op haar sterfbed ligt. David is getrouwd met Josefien (‘Fien’). Al snel voel je aan dat er spanningen zijn tussen man en vrouw. Waar deze uit voortkomen wordt gaandeweg duidelijk. Ondertussen worstelt David met zijn verleden: zijn jeugdliefde Penny heeft zijn hart gebroken. En toch houdt hij obsessief vol dat het ooit helemaal goed komt tussen hen. David, (school)fotograaf van beroep, ontmoet een leerlinge die erg veel lijkt op Penny. Yvanka heeft een magische aantrekkingskracht op David. Hij vereenzelvigt haar met Penny. Hij ziet het als een teken aan de wand dat het uiteindelijk goed gaat komen met Penny.

In seizoenen is een roman waarin het proces van loslaten en vasthouden diep voelbaar en zeer intens wordt getekend. Annabel, David, Josefien… ieder heeft zijn of haar eigen verhaal met het grote thema van hechten en loslaten als rode draad. Zowel Annabel als David heeft een onverwerkt verleden. In cursief gedrukte hoofdstukken krijgen we een kijkje in het verleden. Aan het eind van het boek komen heden en verleden knap en heel ontroerend bij elkaar. Dan begint ook het grote loslaten…

In seizoenen is een boek dat het waard is herlezen te worden. Het motief van de eekhoorn en de uilenveer zijn subliem verweven in deze grootse roman. Beeldend wordt beschreven door Judith Visser hoe Annabel langzaam wegglijdt in de dood: ‘Ik hoorde het ronken van de motor. Voelde de wielen van de grote, gele bus. Hoe ze onder me bewogen. Rond en rond gingen. Me naar mijn bestemming brachten. Ik was alleen in de bus, maar ik wist dat er op me werd gewacht door degenen die mij waren voorgegaan.’

In seizoenen laat je achter met een verdrietig gevoel. Je leeft intens mee met Annabel. Voor David kun je minder sympathie koesteren. Zijn persoonlijke verhaal is soms wat vaag. Je identificeert je minder met hem. Voor veel mensen zal dit verhaal herkenning oproepen. Visser geeft in haar dankwoord aan dat ze dit verhaal losjes heeft gebaseerd op de dood van haar moeder. Dat maakt dat dit verhaal haar en de lezer diep raakt.

Visser: ‘Iedereen die op dit moment worstelt met welke ziekte dan ook wens ik oneindig veel liefde, steun en veerkracht toe.’

Kranendonk, Anke | Altijd vrolijk

Anke Kranendonk - Altijd vrolijkZeventien jaar heeft Anke Kranendonk aan dit boek gewerkt, zeventien jaar en veel frustratie kostte het haar om haar eigen verleden weer op te halen. Met ‘Altijd vrolijk’ als sarcastische titel, vertelt Kranendonk over de worsteling tussen een ‘altijd vrolijk geloof’ en de ‘grote boze wereld’.

Altijd vrolijk gaat over de in de jaren ’60 opgroeiende Aaf van Pommeren. Met haar ouders en broer bezoekt ze op zondag de kerk, maar de rest van de week staat het geloof niet op de voorgrond. Alles verandert echter als haar ouders zich aansluiten bij de pinkstergemeente Het Nieuwe Evangelie. Het geloof is vanaf dan altijd aanwezig in het gezin Van Pommeren, is het niet door gezang en gebed, dan wel als altijd terugkerend gespreksonderwerp. Tevens wordt de deur platgelopen door hulpbehoevenden als haar vader ‘een groot goddelijk talent’ blijkt te bezitten en voorganger wordt.

In de eerste helft van deze roman woont Aaf nog thuis en is actief betrokken bij de kerk. De positieve, maar vooral ook negatieve kanten van deze kerk komen duidelijk naar voren. Zo krijgen haar ouders diverse tegenslagen te verwerken, zoals depressie, kerkscheuringen en ontslag. Dit wordt echter weggezongen of -gebeden. En als dat niet voldoende is, is het een kwestie van de duivel uitdrijven. Aaf vlucht voor al dit godsdienstgeweld door steeds verder te zwemmen in het meer achter het huis.

De tweede helft van de roman beschrijft Aafs leven nadat ze op kamers is gaan wonen in Amsterdam. De worsteling die Aaf hier doormaakt tussen het ‘veilige’ leven met God en het ‘goddeloze’ leven in de stad, is uitzonderlijk goed beschreven. De angst om overmeesterd te worden door satan voel je bij alles wat ze doet en hoort, maar tegelijk komen haar adolescente gevoelens naar boven. Dit levert tegenstrijdige en pijnlijke situaties op, waarbij de band tussen haar ouders en haar steeds meer onder druk komt te staan. Dit komt vooral naar boven als Aaf talent blijkt te hebben voor zwemmen en Nederlandse kampioen vrije slag wordt. “Haar ouders zaten niet op de tribune, ze waren er nog nooit geweest. Ze had ze wel eens uitgenodigd om een wedstrijd mee te maken, maar vader moest preken. (…) ‘Moet je nu zo nodig ook op de dag van de opstanding in dat water liggen?’ had vader gevraagd, waarop het antwoord in haar keel verklonterde en ze zwijgend de hoorn erop had gelegd.”

Na negentig kinderboeken is dit Kranendonks literaire debuut. Het taalgebruik is helder en niet wollig of kinderachtig. Wat erg knap is, is dat Kranendonk wel vraagtekens stelt bij de kerk, maar niet oordeelt. De kerk biedt houvast, maar is tegelijk moeilijk te verlaten als het je thuis niet is. De elementen van de zoektocht naar identiteit van Aaf die niet met de kerk te maken hebben, vallen echter wat in het niet en krijgen te weinig aandacht. Voor mensen met interesse in het geloof of gelovigen, is dit boek een interessant inkijkje in ‘de vrolijke kerk’. Voor mensen met weinig kennis over het pinkstergeloof, geeft dit boek niet voldoende uitleg en zijn gedachtegangen moeilijk te volgen.

Groen, Hendrik | Zolang er leven is

9789029090766_hiZolang er leven is: het nieuwe geheime dagboek van Hendrik Groen, 85 jaar is het waanzinnig leuke vervolg op Pogingen iets van het leven te maken. Dit geweldige dagboek is zeker net zo goed als het eerder verschenen boek. Opnieuw reflecteert Hendrik op een jaar uit zijn leven.

Het verhaal start op 31 december 2014, krijgt zijn logische vervolg op donderdag 1 januari 2015 en eindigt op… je raadt het al… Alleen het begin al is de moeite waard. En glimlachen is toegestaan! ‘Volgens de statistieken heeft een man van vijfentachtig op deze laatste dag van het jaar ongeveer tachtig procent kans om 31 december 2015 te halen. (…) Ik ga mijn best doen, maar dus niet zeuren als het dagboek, waar ik morgen mee begin, het eind van het jaar niet haalt. Een kans van 1 op 5.’ Zo, die zit!

Tijdens het lezen van Zolang er leven is heb ik geregeld in mijn eentje hardop zitten lachen. Ik heb geregeld een stukje moeten(!) voorlezen aan anderen. Tijdens een gesprek met mijn vrouw over heel andere zaken moest ik plotseling denken aan een hilarisch fragment en barstte in lachen uit. Dit boek bezet je helemaal! Bij dit boek wil je ook doorlezen en je afsluiten van de rest van deze wereld. Er is nog maar een wereld die telt: het bejaardenhuis in Amsterdam-Noord. Hier zetelt Hendrik Groen. Hier observeert hij, hier reflecteert hij, hier regeert Hendrik met zijn Omanido-club (Oud-maar-niet-dood-club).

‘Misschien is het ontbreken van verplichtingen wel het belangrijkste kenmerk van het leven in een bejaardenhuis. Alles wordt voor je geregeld. Nadenken is niet nodig. Je kunt het leven als vla naar binnen lepelen, alle klontjes zijn eruit. Hap, slik, weg.’ Hendrik Groen beschrijft nut en noodzaak van het schrijven in zijn dagboek. De ledigheid van het dagelijks bestaan in een bejaardenhuis draagt niet bij aan het dagelijks geluk van Hendrik. Derhalve schrijft hij. Was Hendrik enigszins de Brave Hendrik in het eerder verschenen dagboek, dit jaar laat hij deze pose varen. Er staat een nieuwe Hendrik op. Langzaam maar zeker gaat het richting Dappere Hendrik. De steun van zijn goede vrienden uit de Omanido-club heeft hij echter wel nodig. Die steun weten ze hem in goede en kwade dagen wel te geven. Maar de leeftijd gaat gaandeweg het verhaal een gewichtige rol spelen: ouderdomskwalen nemen toe, ziekte ontloopt men niet, het geheugen laat de vriendengroep wel eens in de steek. De ‘dark side’ van het ouder worden wordt behalve op ironische wijze beschreven, ook gewoon heel serieus genomen.

Inmiddels kent mijn boek zoveel ezelsoren, fragmenten die het citeren zo waard zijn… En dat terwijl de ruimte hiervoor zo beperkt is. Het geeft des te meer aan dat dit boek ter hand moet worden genomen en dat je dit door je heen moet laten gaan. Hier moet je stil van genieten! Hendriks stijl is eerlijk, kort en krachtig. De humor is steengoed. Vooral de verhaspelde spreekwoorden van mevrouw Schansleh zijn fabuleus: ‘Binnenkort gaat de sloopkogel door de kerk’ en ‘De tijd glijdt als rijp fruit door mijn vingers’. Hendrik beschrijft uitvoerig en met oog voor vele details de diverse uitjes met de club en de culinaire eet- en drinkpartijen. Je verbaast je over de hoeveelheid drank en eten die erdoor gaat. Er wordt tussen alle beslommeringen in het bejaardenhuis door, quasi-serieus commentaar geleverd op de actualiteit: ‘Nu is Hongarije begonnen aan de bouw van een hek van 150 kilometer lang op de grens met Servië. Overal klinkt de roep om nieuwe muren. Zelfs hier in dit huis, terwijl de buitenwereld voor velen toch een bijna onneembare vesting is geworden.’

De manier waarop Hendrik en zijn vrienden naar het leven kijken, maar soms ook over het leven heen blikken (dood en graf nemen steeds meer een belangrijke plaats in) zal zeker niet de zienswijze zijn van veel christelijke lezers. De manier waarop hij het verwoordt, zet in ieder geval wel aan het denken. Aan het eind van zijn dagboek, met een goede vriend minder, blikt Hendrik vooruit op het jaar dat voor hem ligt: ‘Groen, het leven heeft geen zijwieltjes. Vooruit met de geit. Zolang er leven is.’

 

Verweerd, Joke | Retour Rantepao

Retour RantepaoIn het laatste boek van Joke Verweerd worden Wouter en Ine (en hun dochtertje Mirjam)  uitgezonden naar Rantepao in Indonesië om het evangelie te brengen. Je kunt je voorstellen hoe vol van hun roeping ze moeten zijn geweest, hoe vol vertrouwen dat ze het juiste deden en dat God hen zou steunen. Terwijl ze in Indonesië hun werk doen, raakt Ine in verwachting van Daniël. Helaas functioneert Daniëls hart niet helemaal zoals het hoort en hij komt na twee jaar te overlijden. Ine kan deze gebeurtenissen maar geen plekje geven, ze wijt het aan Indonesië en uiteindelijk keert het gezin gefrustreerd terug naar Nederland. Daar doet Wouter zijn uiterste best het Ine naar de zin te maken en haar te steunen in haar verdriet, waar ze maar niet overheen weet te komen. Deze verhaallijn sleept een beetje.

Met Mirjam gaat het intussen ook niet goed: ze leidt een leven dat je met recht losjes kunt noemen. Ze heeft vriendjes bij de vleet, maar geen van deze steelt werkelijk haar hart. Dat ze haar hart zo moeilijk geeft, heeft ook te maken met haar verleden. Steeds als ze zich aan iets of iemand hechtte, moest ze die omgeving of die persoon gaan missen. Zo weet ze zich sterk verbonden met Firman, de pleegzoon die bij hen in huis woonde. Die is weliswaar met het gezin meegegaan naar Nederland en heeft er gestudeerd, maar kon niet wennen en is teruggaan naar Indonesië. Opnieuw een verlies en een beproeving voor een toch al beschadigd hart.

Het boek begint als Mirjam een relatie krijgt met de ongelovige Jeroen. Het voelt heel goed, ze is echt verliefd en hij heeft werkelijk interesse in haar. Maar dan stuurt Firman een bericht, waarin hij aankondigt naar een afgelegen gebied in Indonesië te gaan om het evangelie te brengen. Dit zet de zaken behoorlijk op zijn kop bij zijn pleegfamilie. Uiteindelijk is het Jeroen die Mirjam de kans geeft naar Indonesie te gaan, om Firman op weg te helpen met zijn missie. De al te snelle bekering van Jeroen is een tikje obligaat.

Het is een typisch boek voor Joke Verweerd. De ‘kleine’ psychologie, het Indonesische decor, de structuur met de wisselende perspectieven, de liefde, de familiegeschiedenis: we hebben het allemaal al gezien in eerder werk van haar. Toch is het een boek dat ze in opdracht schreef van de gereformeerde zendingsbond, die haar verzocht dit boek te schrijven ter ere van het 100-jarig bestaan van de Torajakerk. Blijkbaar is de opdracht haar op het lijf geschreven.

Joke Verweerd is natuurlijk ook een ervaren schrijfster. Ze weet als geen ander een sfeer op te roepen en de gelaagdheid van het boek trekt je naar het einde: zowel het verwerken van het verdriet, de liefde en het avontuur laten je lezen tot de laatste bladzijde is omgeslagen.