Spits, Frits | De standaards van Spits 2

Indrukwekkend. Voor me ligt het tweede deel van de zeer boeiende lees- en luistergids van de meester van de taal, Frits Spits. Ach, nadere introductie van de presentator van De Taalstaat is niet aan de orde immers? De Standaards van Spits, deel 2 is een majestueuze, persoonlijke en derhalve subjectieve geschiedenis van het Nederlandstalige lied. Een genot voor het oor, een genot voor het oog, een genot voor het muzikaal geheugen.

Ronduit geweldig is dat bij dit boek 4 cd’s geleverd worden; uren muzikaal plezier, herinneringen oproepend aan reeds lang vervlogen liedjes. Soms met weemoed terugdenkend aan de ‘goede ouwe tijd’. Dan weer verrassend de wenkbrauwen omhoog, het aha-gevoel komt dan omhoog borrelen. Is het alweer zo lang geleden? Henk Westbroek met Waar ze loopt te wandelen, Boudewijn de Groot met Jimmy, maar ook Een kopje koffie van VOF de Kunst. En wat te denken van Ramses Shaffy met Zing, Vecht…? Wat volgt is een ode aan het Nederlandse lied, samengesteld door muzikaal begaafd man en neerlandicus Frits Spits. In 2 vuistdikke delen maar liefst!

Na een persoonlijke noot vooraf van Nelleke Noordervliet (‘Frits Spits leert ons te luisteren, zoals hij zelf luistert, vol verwondering, bereid tot een lach en klaar voor een traan.’) volgt de inleiding van Spits zelf, getiteld Startplaats. Het is min of meer een verantwoording van zijn liederenkeuze. ‘Het is alsof ik de regie over wat ik schrijf niet langer zelf voer. Soms is het alsof een onzichtbare hand die van mij overneemt en de pen laat schrijven. Ik ben er zelf nog het meest verbaasd over.’ Het is de hand van een andere Meester zo laat Spits doen voorkomen die hem opdraagt dit tweede deel te schrijven. Hij noemt zijn keuze een eigenwijze keuze. Hij kan ook niet anders. Het standaardwerk van Spits krijgt op deze manier wel een religieus, spiritueel getinte toon. Of het zijn bedoeling is?

Frits Spits is wat Gerrit Komrij was voor de poëziegeschiedenis. Spits behandelt in zijn korte hoofdstukken elk lied dat beluisterd kan worden middels de cd’s. Hij gaat in op de volgende zaken: arrangement, de tekstbenadering van het lied (en van ander repertoire van de zanger(es)) alsmede de uitvoering van het lied. Met gevoel voor taal (uiteraard!) en de juiste balans in zijn bespreking, neemt hij je mee door zijn boek. Bij het bespreken van het lied Suzanne van Herman van Veen zegt Frits Spits het volgende: ‘Het is als sterren kijken. Ik weet dat ik niet dichterbij kan komen, toch blijf ik het proberen omdat het verlangen om ze te leren kennen te groot is.’ De gelaagdheid van dit lied is een mysterieuze, een mystieke haast. Wil Spits die doorgronden, maar kan hij niet? Het is de moeite waard de tekst van dit lied eens te googelen. Wat Spits kenmerkt is dat hij daadwerkelijk de plaatsen bezoekt waar de liederen zich afspelen, zoals het Kronenburgerpark in Nijmegen (Frank Boeyen) en Brussel (Zjef Vanuytsel). Hij weet waar hij over spreekt. Een verdienste! Spits is eerlijk, hij durft zichzelf toe te spreken wanneer hij bepaalde liedjes vroeger niet draaide op de radio en waar hij toen de waarde op de een of andere manier niet van inzag. Nu wel…gelukkig… Spits’ reis heeft de waarde van een evaluatieve, reflectieve, soms mystieke ontdekkingstocht.

Een uitvoerige bronvermelding maakt De standaards van Spits 2 helemaal af. Dit is zo’n boek dat je wilt blijven lezen, het mag niet uit zijn. Lekker dwalen door vroeger tijd. Een muzikale reis door de wereld van poëtische liederen, carnavalskrakers en liedjes waarvan je denkt ‘moet dat nou?’ Aan te bevelen is de liederen vooraf te beluisteren, gedoseerd, om daarna de bijbehorende stukken uit het boek te lezen.

Gardam, Jane | Een onberispelijke man & Een trouwe vrouw

Getriggerd door alle media-aandacht en lovende recensies die de Engelse, veelvuldig bekroonde Jane Gardam kreeg, begon ik aan Een onberispelijke man. Twee dagen later had ik het uit en las in nóg een dag ademloos ook deel twee van de trilogie, Een trouwe vrouw. Ja, het was vakantie. Maar alle credits voor de begaafde schrijfster die wel vergeleken wordt met Jane Austen, Katherine Mansfield en Penelope Fitzgerald om maar een paar grootheden te noemen.

Een onberispelijke man

Een onberispelijke man vertelt het verhaal van Edward Feathers, bijgenaamd Old Filth (Failed in Londen Try Hongkong). Een naam die niet past bij deze gentleman aan wie alles onberispelijk lijkt. Zijn voorkomen, zijn manier van doen, zijn carrière als advocaat en later rechter in Hongkong. Maar wie is Old Filth nu echt? Gaandeweg ontvouwt zich het verhaal van deze zogenaamde Raj-wees, kind van Britse koloniale ambtenaren in Maleisië. Zijn moeder sterft bij zijn geboorte en hij wordt – net als vele andere Raj-wezen – op jonge leeftijd naar het ‘moederland’ gestuurd om niet vroegtijdig te overlijden aan inheemse ziekten en een gedegen opleiding te krijgen. Stukje bij beetje ontvouwt zich het levensverhaal van de nu gepensioneerde rechter. Als kind traumatische ervaringen opgedaan in een pleeggezin in Wales. Een gelukkige tijd gehad op zijn kostschool. Gaat op verzoek van zijn vader terug naar het oosten als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt maar belandt via een vergeefse reis op de universiteit van Oxford. Start als advocaat in Londen. Maakt uiteindelijk glansrijk carrière in Hongkong. En kijkt nu zijn vrouw Betty overleden is, in zijn huis in de Donheads, terug op zijn leven en (kinderloze) huwelijk.

In een paar zinnen dit mensenleven tussen wieg en graf. Maar er is zoveel meer. Gardam verstaat de kunst om onbenoemd te laten wat gezegd moet worden. Tussen de regels door vormt de lezer zich een steeds scherper beeld van Edward. Geplaagd door jeugdherinneringen, bang om verlaten te worden, onhandig in de omgang met zijn vrouw van wie hij toch veel houdt. Bij het ouder worden en terugkijken kruipen de vragen door de kieren van zijn onaantastbaarheid heen. Wat heeft er precies plaatsgevonden tussen Betty en zijn aartsrivaal Terence (Terry) Veneering?

Een trouwe vrouw

In Een trouwe vrouw krijgen we het perspectief van Betty op haar huwelijk met Edward. Als jonge vrouw – wees, geboren in Shanghaj, deels opgegroeid in een Japans interneringskamp – keert ze in de zestiger jaren terug naar haar geliefde, lawaaierige, geurrijke Hongkong. Betty, met haar kastanjerode krullen, is dan bijna dertig en heeft geen vooruitzichten, geen geld. Handgeschreven, dat wel, maar op briefpapier van een advocatenkantoor ontvangt ze het onberispelijke huwelijksaanzoek van Edward Feathers. Haar reactie: ‘Maar natuurlijk ga ik met hem trouwen. Ik zou niet weten waarom niet.’ Later vermoedt de lezer hoe ze met terugwerkende kracht haar overleden moeder blij wil maken. Een voorbeeldige echtgenote zijn, old English style, een man trouwen met perspectief en geld. Dat het niet het meest passievolle huwelijk zal worden, heeft ze meteen door. Desondanks belooft ze Edward haar eeuwige trouw, op zijn voorwaarde: ‘Verlaat me nooit. Ik zal het nooit meer vragen. Maar verlaat me nooit.’ Als ze kort daarna de flamboyante Terry Veneering ontmoet, besluit ze zich eenmaal aan hem te geven. Als is het maar voor één onvergetelijke herinnering. Toch blijft ze daarna haar leven lang bij Edward, van wie ze op een heel andere manier oprecht lijkt te houden. Of is haar liefde een keuze, een kwestie van trouw?

Het krachtige van deze twee romans zit hem wat mij betreft in de gelaagdheid. De manier waarop Gardam langzamerhand steeds meer onthult en twee verhalen met elkaar verweeft, zonder alle losse eindjes te willen vastknopen. Haar schrijven geeft blijk van inzicht in de menselijke psyche, is zintuigelijk en beeldend en geregeld humoristisch. Jammer vond ik de mijns inziens onnodige vloeken. Voor het overige vind ik Gardam’s stijl verfijnd. Ze is een kunstenaar die schildert met woorden, en geuren, kleuren, de hele sfeer prachtig verwoordt. Nu is het wachten op Laatste vrienden, het derde deel van de trilogie.

Wieringa, Tommy | Dit zijn de namen

Dit zijn de namen - Tommy WieringaTommy Wieringa is vooral bekend geworden met het boek Joe Speedboot. Dat was een lichtvoetig boek over de coming of age van Fransje Hermans, stampvol met doldwaze avonturen, bijzondere vriendschappen, groteske vrolijkheid en af en toe een traan. Dit zijn de namen is een totaal ander boek, maar tegelijk een herkenbare Wieringa.

Het boek bevat twee verhalen, die elkaar pas ver over de helft van het boek raken. Wieringa vertelt beide verhalen tegelijkertijd, maar ze zijn zo totaal verschillend qua herkenbaarheid en sfeer, dat je lang het idee houdt dat de verhalen in twee verschillende tijdperken en werelddelen spelen.

Het eerste verhaal vertelt over Pontus Beg, een wat mopperige politiecommandant die al jaren op z’n post zit en eigenlijk niet veel meer vanher leven verwacht. Hij is niet ontevreden, maar kijkt ook niet terug op een volmaakt leven, zowel in z’n carrière als privé. Op enig moment ontdekt hij dat hij Joods bloed heeft en hij verdiept zich in zijn roots. Hij raakt bevriend met een rabbijn, die met hem schaakt en en passant leert wat het is om Joods te zijn. ‘Ziet u het niet?’ zei de rabbijn. ‘Juist dat is voor anderen zo slecht te verdragen. God die zich over ons ontfermt en rampen stuurt naar Egypte. (…) Als een vader een favoriete zoon heeft,’ zei hij met zijn rug naar Beg toe, ‘dan zal er altijd jaloezie in huis zijn.’

Terwijl Pontus zich verdiept in zijn roots, dwalen vijf mannen, een vrouw en een kind door de woestijn. Ze zijn op weg naar het land waarvan hen beloofd was dat het voor hen zou liggen, dus ze lopen en lopen tot ze er letterlijk bij neervallen. Onderling ontstaat ruzie en de enige Ethiopiër van het gezelschap, steevast aangesproken met Afrika, wordt zondebok van de kleine groep. Ook het feit dat hij zich ontfermt over een gestruikeld groepslid helpt hem niet. Het onbegrip neemt toe en de verdachtmakingen leiden tot ertoe dat de groep zich tegen de man keert. Gek genoeg is dat uiteindelijk de gebeurtenis die de groep uiteindelijk uit de woestijn leidt. Hun ontvangst in de stad die hun verlossing had moeten zijn, weet helemaal niet hoe met deze mensen om te gaan.

Symboliek

De bijbelvaste lezer heeft in deze gebeurtenissen allang de geschiedenis van het volk Israel in de woestijn herkend. Ook dat de dood van een van de vluchtelingen leidt tot verlossing van de rest van de groep is een bekend Messiaans patroon. Ook de plek van de vluchtelingen in de stad is een verwijzing naar de plek van de Joden in de wereldgeschiedenis.

Wieringa stopt dus erg veel symboliek in het boek (ik noemde slechts enkele voorbeelden, maar het boek barst ervan), maar die daalt pas later in. In eerste instantie wordt alle aandacht toch vooral opgeëist door de gruwelen van de woestijntocht. Deze tocht wordt vergeleken met de gruwelen in de kampen van de Tweede Wereldoorlog, wat weer een parallel is met het lot van het Joodse volk. En dan te bedenken dat zowel de woestijnreis en de jodenvervolging werkelijkheid waren, maar dat ook dit soort zwerftochten van vluchteling nog steeds voorkomen. Het maakt het lezen van dit boek tot een intense ervaring en het werpt een bijzonder licht op de bijbelse geschiedenissen en de geschiedenis van Israel.

Martens, Lidewij | Tot je valt

Wanneer je in het verleden een leerlinge hebt mogen begeleiden die beginnende anorexia had, wanneer je weet welke impact dit heeft op het leven van een jong meisje, dan kan het niet anders zijn dan dat Tot je valt van Lidewij Martens je van de sokken blaast.

Tot je valt is verstillende proza. Kalm, kabbelend als een fris beekje in het Limburgse heuvellandschap verwoordt Martens haar heftige thematiek: anorexia. Het verhaal verloopt als volgt: Nico, veerman van een door hemzelf aangekochte pont, vaart elke dag heen en weer naar de overkant. De bouw van de nieuwe brug over het water gaat gestaag door, wetend dat wanneer de brug klaar is, het ‘vaardoek’ voor hem valt. Tegen de achtergrond van dit decor speelt het verhaal zich af. Meerdere keren in het verhaal lezen we beetje bij beetje hoe het verder gaat met de brug. Het houdt gelijke tred met de ontwikkelingen in Nico. Het gaat naar een onverbiddelijk einde. Tijdens de overtochten die hij dagelijks maakt, gaan zijn gedachten uit naar zijn dochter Geesje. Hij denkt aan hoe ze eet, hoe ze praat om hem af te leiden van haar eetgedrag- en patroon. ‘Als je echt wilt, maar dan ook echt, kun je alles.’ Ook niet eten, klinkt een stem in zijn hoofd.’

Nico worstelt steeds met de dood van zijn dochter Geesje, ze viel ten prooi aan anorexia. Op een dag ontmoet Nico een nieuwe passagier, een jonge vrouw van negentien. Ze doet hem erg denken aan Geesje. Zijn onmacht tegenover de levenslust en de wilskracht van de jonge vrouw worden op grootse wijze klein beschreven. Zoals Nico en Geesje over de grenzen van de dood heen elkaar ten diepste niet kunnen loslaten, zo blijven beide personages haken in de geheugens en harten van de lezers.

Het blijft niet bij die ene ontmoeting, Nico gaat steeds meer uitzien naar deze jonge vrouw die hem mateloos intrigeert. Ze leren elkaar steeds verder en dieper kennen. Ondertussen gaat de bouw van de brug verder…

Lidewij Martens vertelt in fraaie zinnen haar verhaal. Hoe heeft het zover kunnen komen met Geesje? Welke rol speelde de scheiding van haar ouders? Haar lichamelijke ontwikkeling en het kopen van haar eerste bh maken veel los in Geesje. Langzaam maar zeker wordt de lezer deelgenoot van Geesjes psyche, haar strijd, haar verdriet, haar pogingen om haar ouders bij elkaar terug te krijgen. In wisselende perspectieven en vele flashbacks leer je de personages goed kennen en zie je wat hen bezielt en hoe hun ‘struggling for life’ zich ontwikkelt.

‘Ze had mijn geluk niet onder controle. En ik luisterde niet. Haar lichaam luisterde wel. Het gehoorzaamde, al kon ze nergens aan denken dan aan die appel in haar tas. Als ze niet at, had ze weer gewonnen.’

Het boek bevat achterin enkele mooie leesvragen voor leesclubs en biedt stof tot nadenken en beleven voor scholieren en hun docenten Nederlands.Tot je valt is verplichte kost op alle leeslijsten literatuur in het voortgezet onderwijs alsmede voor alle hulpverleners binnen de geestelijke gezondheidszorg. Opdat we zullen herkennen, leren en.. strijden.

 

Valsecchi, Pietro | Eerste familie

De Italiaanse acteur en belangrijke tv- en filmproducent Pietro Valsecchi heeft een prachtig verhaal aan het papier toevertrouwd. Blijkbaar wordt het door meer mensen als goed ervaren, er wordt namelijk een film van gemaakt: Eerste familie. De scenarioschrijver van bekende films als Goodfellas en Casino, Nicholas Pileggi, zal dit op zich nemen.

Rond 1900 vertrekken Luigi en Carmela Palermo als arme immigranten vanuit Sicilië naar Amerika, het land waar al je dromen waargemaakt worden.  Samen met hun kinderen Sal, Tony, Nina en Frank bouwen ze een nieuw bestaan op. Het leven is hard voor hen. In de wijk Little Italy (New York) proberen ze aan de greep van de maffia te ontsnappen. Wanneer Frank en Sal elkaars bittere vijand worden, valt de familie uit elkaar. Ondertussen worstelt Carmela met haar gezin, probeert Luigi het financiële hoofd boven water te houden, is Tony idolaat van film en probeert hij koste wat kost in de filmindustrie bij Warner Bros (Hollywood) te komen en gaat de strijd onverminderd voort tussen Sal en Frank. Is iemand nog in staat het tij te keren?

De karakterontwikkeling in Eerste familie is prachtig. Heel realistisch: ‘Geen enkele politieman- zelfs Basile niet- had zich ooit kunnen voorstellen wat voor effect die vijf dagen van stompen en schoppen tegen de muur op hem hadden. Hij was dat hok in gegaan als een volwaardige maffioso, als een man met de meedogenloosheid, de uiterlijke onverstoorbaarheid, de zelfbeheersing die hem in staat zouden stellen om welke situatie dan ook meester te zijn en om elke keer de strategie te kiezen die het meest in zijn voordeel was.’

Valsecchi is in staat om met eenvoudige woorden de geschiedenis tot leven te wekken. Je ervaart zelf wat het is om in het begin van de 20e eeuw te leven als arme arbeider in de Italiaanse wijk in New York. Het verhaal wordt heel zintuiglijk beschreven. Voor even waan jij je in die tijd. Dat is een verdienste van de auteur!

Eerste familie is de ongekroonde opvolger van het Godfatherverhaal. Helaas laat het taalgebruik flink te wensen over.

Vanderstraeten, Margot | Mazzel tov

Op een steenworp afstand van elkaar: twee  compleet verschillende werelden. In Mazzel tov neemt Margot Vanderstraeten, een Belgische studente aan het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken in Antwerpen, ons mee binnen de muren van een orthodox -joodse familie. Met grote regelmaat komt ze bij de familie Schneider over de vloer om de kinderen bijles te geven. Er gaat letterlijk een wereld voor haar open. De joodse gemeenschap is een gesloten gemeenschap. Dat geldt ook zeker voor het gezin Schneider, maar het lukt Vanderstraeten om toch min of meer deel uit te gaan maken van het gezin.

Met Yakov en Elzira, de twee middelste kinderen uit het gezin, krijgt Vanderstraeten een steeds persoonlijker contact.  Hierbij komen  de verschillen tussen (orthodoxe) joden en de van huis uit Rooms Katholieke  huiswerkbegeleidster  op integere wijze aan de orde. Er is aanvankelijk onbegrip. Vanderstraeten begrijpt weinig van de manier waarop dit joodse gezin zich afzondert in de moderne samenleving van een wereldstad. Maar op integere wijze stelt ze haar vragen en krijgt zo ook antwoorden. Bepaalde aspecten van de joodse cultuur, zoals de koosjere keuken en de wijze waarop man en vrouw met elkaar omgaan worden uitgelegd.   Verschillen tussen de diverse joodse stromingen komen op heldere wijze aan de orde. Zelfs heikele onderwerpen als de Holocaust, de Palestijnse kwestie en het uithuwelijken kunnen besproken worden.

Vanderstraeten heeft zelf een relatie met een uit Iran gevluchte man. Het omgaan met mensen uit andere culturen is haar dan ook niet vreemd. Ook in die relatie zijn er grote verschillen en vaak ook onbegrip. Deze persoonlijke verhaallijn biedt een overtuigende meerwaarde aan Mazzel tov. De joodse familie mag op haar beurt ook kritische vragen aan Vanderstraeten stellen.

In Mazzel tov worden verschillen openlijk benoemd en niet weggepoetst, maar er is altijd respect en waar mogelijk worden er bruggen geslagen.  In onze,  onder druk staande,  multiculturele samenleving valt hier nog wel iets van te leren.

Vanderstraeten is zeker voor Elzira veel meer dan de ‘juffrouw die bijles komt geven’. Er ontstaat een vriendschap die de bijlesperiode overstijgt. Vanderstraeten helpt Elzira met haar beperkingen en onzekerheden om te gaan en vindt daarvoor ook bij de ouders Schneider veel waardering.

Als de bijlesperiode al lang is afgesloten, blijven de contacten. Bezoeken aan Israël, waar Vanderstraeten kennis maakt met de zeer traditioneel orthodoxe joodse gemeenschap, en New York waar de kinderen Schneider hun bestemming vinden, volgen.

Hoewel non-fictie, leest Mazzel tov als een roman. Een interessante roman die ook voor de lezer een wereld doet opengaan. Een echte aanrader!

Grisham, John – Het eiland

Het eiland - John GrishamHet nieuwste boek van John Grisham mag de naam thriller nauwelijks dragen. Niet per se slecht geschreven (daar is Grisham te goed voor), maar ook niet wat de doorgewinterde fan mag verwachten. Deze keer verkent Grisham de schimmige wereld van de handel in eerste drukken van beroemde boeken.

Het boek begint met het spannendste gedeelte. Een aantal criminelen heeft ontdekt dat in de kelders van de universteit van Princeton een aantal kostbare boeken liggen, te weten de manuscripten van F. Scott Fitzgerald met als belangrijkste boek ‘The great Gatsby’. Ze weten ook dat er mensen op de wereld zijn die miljoenen zouden uitgeven om deze documenten te bezitten. Niet dat ze er wat mee zouden kunnen, maar er zijn nou eenmaal mensen die er erg blij van worden als ze iets kunnen bezitten wat verder niemand bezit. Deze criminelen plannen een slimme overval, krijgen de manuscripten inderdaad in hun bezit, maar enkele van de daders worden al snel opgepakt. Maar daar zijn de manuscripten nog niet mee boven tafel.

De verzekeraar van de documenten huurt een particulier opsporingsbureau in, dat opereert in de ‘grijze gebieden’ waar de FBI vanwege de beperkte procedures en rechtsgang niet kan werken. Dit bureau heeft er lucht van gekregen dat de documenten in het bezit zijn van een flamboyante boekhandelaar en verzamelaar Bruce Gable. Van Gable is bekend dat hij zich graag inlaat met auteurs. Hij regelt signeersessies, dineert met hen en in geval de schrijver van vrouwelijke kunne is, waagt hij ook nogal eens een verleidingspoginkje. Het bureau zoekt dus een aantrekkelijke auteur die zich met Gable kan inlaten om erachter te komen of hij de manuscripten inderdaad in bezit heeft. En zo komen we bij hoofdpersoon Mercer Mann. Zij heeft een redelijk succesvol boek geschreven, haar tweede wil niet vlotten, ze heeft schulden, geen relatie; kortom, de ideale undercover. En zo begint het echte verhaal.

Amoureuze undercover

De manier waarop auteurs verder met elkaar omgaan en het wereldje rond de boekhandel van Gable is idyllisch. Het speelt zich allemaal af op Camino Island en het gesloten wereldje waarin iedereen elkaars kent en zich vrolijk met andermans leven bemoeit lijkt op een afstandje een groot feest. Grisham weet een uitstekende sfeer neer te zetten. De hoofdpersoon is Mercer, maar de figuur Gable komt veel beter uit de verf. Hij is intelligent, charmant, geslepen en niet echt oneerlijk. Mercer blijft een beetje vlak: ze wil eigenlijk niet undercover, doet het toch vanwege het geld, maar dan wel met de nodige reserve, die ze uiteindelijk toch ook weer laat varen. Beetje type pion.

De handel in boeken had ik graag wat verder uitgediept gezien. Hoe herken je bijvoorbeeld een echt werk of een vervalsing? Hoe conserveer je een echt oud boek? Dat blijft nu allemaal wat onderbelicht. Grisham heeft zich wat verdiept in de wereld van de manuscripten, wat rondgescharreld zoals hij het zelf noemt. Ongetwijfeld hebben de hoge bedragen die er in omgaan hem op het idee gebracht dat deze wereld het decor van een misdaadroman kon zijn. Maar het milieu is te lief om de suspense te dragen.

Hij leunt daarom nogal zwaar op de seksuele spanning die er is tussen de redelijk naïeve Mercer en beroepsverleider Bruce Gable. Bruces open huwelijk met alle escapades wordt ook grondig doorgelicht. Het ligt er niet duimendik bovenop, maar in Gable wereld is seks valuta. En daar stelt Grisham me enigszins teleur: hij heeft keer op keer bewezen dat hij in een superspannend boek allerlei technische details over het juridische wereldje kwijt kan zonder saai te worden. Hij heeft deze goedkope trucs niet nodig, wat mij betreft.

Jaime Karremann | In het diepste geheim

Spionage, u kent het wel. Een persoon die op vijandige grond informatie verzameld. Gevaarlijk werk, de vijand mag niet merken dat je er bent. Maar spioneren met zo’n 50-70 man tegelijk? Onopgemerkt, op een paar meter afstand van de vijand? Dat lukt niemand, behalve onze Onderzeebootdienst van de Nederlandse Marine. In het diepste geheim verhaalt over verschillende operaties van de Onderzeebootdienst ten tijde van de Koude Oorlog.

Het boek gaat over de zes Nederlandse onderzeeboten die geheime operaties hebben uitgevoerd om zoveel mogelijk informatie te verzamelen over Russische oorlogsschepen. De resultaten die hiermee geboekt zijn zorgden voor veel aanzien bij bevriende naties. Karreman schrijft over missies waarbij de onderzeeboten op enkele meters onder de kiel van een Russisch schip doorvoeren zonder ontdekt te worden. De spanning die dat met zich meebrengt aan boord van zo’n metalen kolos, is zo goed geschreven dat dit voelbaar is. De lezer leeft daadwerkelijk mee met de bemanning.

Het geniale aan In het diepste geheim is dat dit boek spannend is en tegelijk veel informatie over missies meegeeft. Karreman is er in geslaagd om meerdere hoofdstukken te beginnen met een goed geschreven missie, maar zodra er in die missie iets gebeurt wat herinnert aan een voorval met een onderzeeboot jaren daarvoor, beschrijft hij dat eerst om vervolgens het verhaal weer op te pakken. Zo krijgt de lezer veel informatie mee over verschillende missies door de jaren heen zonder dat het een lang, saai en technisch verhaal wordt. Chapeau!

Jaime Karreman, onafhankelijk marinejournalist die voornamelijk schrijft voor zijn eigen website Marineschepen.nl, heeft in 2017 dit boek gepubliceerd over spionage-operaties van Nederlandse onderzeeboten van 1968 tot 1991. Karreman werkte zelf een korte tijd voor de Marine en ging er later werken in burgerfunctie. Hij heeft op fantastische wijze geschreven over geheime missies in de Noordelijke IJszee en de Middellandse zee. Veel van de informatie die opgedaan is tijdens deze missie is nog geheim. Erkenning voor de Onderzeebootdienst blijft daarom vaak achterwege, maar dit boek laat zien dat onze onderzeeboten wel degelijk van belang zijn en wellicht voelt dit voor de bemanning als erkenning voor wat zij doen, tientallen meters onder de zeespiegel.

Een aanrader dus!

Frolke, Viktor | Het dispuut

Mag ik aan u voorstellen, vruchten, de volgende personages uit Het dispuut? ‘De lijkbleke Michiels Kessenich; de onafscheidelijke en niet uit elkaar te houden tweeling Van Voorst tot Voorst, Gabriel en Lucas (eentje miste een stukje van zijn pink, maar welke was dat ook alweer?); Desplanches met het nerveuze piepstemmetje; De Vries, die net zoals de Van Voorsten uit hetzelfde Gooise dorp bleek te komen en om die reden als een hardnekkige parasiet achter hen aan sjokte, en ten slotte Mulder, een luidruchtige dandy in driedelig grijs (…)’.

Het dispuut is een uitstekend geschreven verhaal door Viktor Frolke. Hij debuteerde in 2008 met Fake. In 2013 verscheen van zijn hand de veelgeprezen roman Zalig uiteinde. Frolke neemt je mee in een besloten, decadente studentenwereld, die van de arrogante studentenvereniging Multatuli. Tristan Oleander, de hoofdpersoon van Het dispuut, komt uit de provincie naar Amsterdam om daar als student wijsbegeerte aan de slag te gaan. Hij belandt bij Multatuli. Daar start hij als ‘vrucht’. Hij voelt een enorme aantrekkingskracht tot de vereniging, maar ervaart ook afschuw en afkeer ervan. In deel 1 lees je zijn wedervaringen als vrucht, de stevige ontgroeningsrituelen op weg naar de definitieve inlijving in het dispuut. Je maakt kennis met alle figuren met hun hebbelijkheden en onhebbelijkheden. Aan het begin van deel 2 ondernemen de studenten van het dispuut een reis naar Lebak, Indonesië, de bakermat van de Max Havelaar van Multatuli. Een jaarlijks uitje dat nu zeer tragisch eindigt. Een van de studenten komt om het leven. Moord in eigen gelederen. Tristan twijfelt meer en meer aan zijn deelname aan de club. Maar eenmaal lid, ben je dat voor het leven.

Het laatste deel beslaat de volwassen jaren van Tristan, die geobsedeerd door een sterk rechtvaardigheidsgevoel, besluit om de waarheid te achterhalen rondom de dood van de student. Hij zal de studenten van toen ter verantwoording roepen voor een speciaal opgericht tribunaal. Het eind van het verhaal laat de lezer dermate in het ongewisse, dat je een reden te meer hebt om het boek te gaan herlezen.

Frolke weet de wereld van de decadente studenten heel goed te beschrijven. Heeft hij er zelf deel van uitgemaakt? Het boek dat een ‘Voskuilsiaanse’ (genoemd naar de auteur J.J. Voskuil) inslag heeft, mondt uit in een ietwat duistere en beklemmende thriller. Het taalgebruik is goed te noemen, lovenswaardig is de geheel eigen woordenschat van de studenten: vrucht voor beginneling, poep voor geld en goud voor leuk. Negatief taalgebruik is er ook, passend bij de setting waarin het verhaal is ingebed. De personages worden boeiend neergezet, van student naar volwassen man. Tegelijk maken enkelen van hen een (interessante) ontwikkeling door.

Het verhaal is literair: er zijn voldoende motieven aan te wijzen, het hanengevecht in Indonesie (deel 2) waar de studenten getuige van zijn, is een metafoor van de omgang tussen de studenten, er zijn mooie verwijzingen naar werk van Multatuli alsmede over de schrijver zelf. Ze hebben een prima toegevoegde waarde. Filosofische uitspraken in het hele verhaal zetten de lezer op scherp, zetten tot nadenken aan. Ook, en dat zou je niet direct verwachten in het boek, wordt er een passage uit Psalm 94 geciteerd dat spreekt over de gerechtigheid. Een belangrijk motief in het boek voor de hoofdpersoon Tristan: ‘God van vergelding, verschijn in luister. Verhef u, rechter van de aarde, geef de hoogmoedigen hun loon. Hoelang nog zullen de wettelozen juichen, de onrechtvaardigen het hoogste woord voeren en trotse taal uitslaan?’ (…)

Kortom, Viktor Frolke heeft een veelzijdig en goed doordacht verhaal aan het papier toevertrouwd.

 

 

 

 

Oz, Amos | Zwarte doos

Z
In  Zwarte doos spat het venijn van de pagina’s. Ilana Sommo-Brandstetter, haar ex-man Alexander (Alec) Gid’on en haar huidige echtgenoot Michaël Sommo laten in hun brieven een ontluisterend beeld van een ingewikkelde relatie zien. Zoals een zwarte doos de toedracht van een vliegtuigongeluk openbaart, zo laten de brieven zien wat er is gebeurd in de levens van de hoofdpersonages.

Boaz, de zoon van Ilana en Alec, is de aanleiding voor het briefcontact. Hij is een moeilijke, soms zelfs gewelddadige jongen, waar Ilana geen raad meer mee weet. Ook Michaël Sommo, zijn streng religieuze stiefvader en fanatiek aanhanger van de groot-Israëlpolitiek, die probeert Boaz uit de problemen en op het rechte pad te krijgen, lijkt weinig te kunnen uitrichten. Ilana hoopt dat Alec Gid’on zijn invloed kan laten gelden.

Uit de brieven vol taalfouten die Boaz schrijft, leren we een beschadigde jongen kennen. Hij heeft ernstig geleden onder de slechte relatie van zijn ouders en is op zoek naar zichzelf.  Zijn onbeholpen verwoorde pijn en frustratie roept sympathie op. Hij is de persoon met wie ik me het meest verbonden ben gaan voelen.                                             De brieven tussen Ilana en Alec laten zien dat liefde en haat twee kanten van dezelfde medaille zijn. Ze tonen de tragiek van twee mensen die elkaar uiteindelijk niet los kunnen laten. Dit wordt zichtbaar als Alec, die terminaal ziek is, en Ilana de laatste fase van het leven van Alec samen doorbrengen in het huis van Boaz. Het kind verenigt de ouders? Of kun je niet spreken over verzoening?

Ook in Zwarte doos schuwt Amos Oz de politieke verdeeldheid in Israël niet. Michaël Sommo krijgt alle ruimte in zijn brieven om zijn opvattingen over de Groot-Israëlgedachte te verwoorden en het is met name Boaz die daarnaast zijn eigen idealen laat zien. Ook in de brieven die Alec en Michaël uitwisselen komen de politieke tegenstellingen aan de orde. Het heeft iets komisch dat Alecs geld ondanks zijn afkeer van Michaëls opvattingen gebruikt wordt ten bate van de Groot-Israëlgedachte.

Boaz krijgt de beschikking over het verwaarloosde landgoed van zijn vader en daar ontstaat een soort commune. Geen groots politiek project maar simpel het opknappen van het huis en het vruchtbaar maken van het verwaarloosde land wordt het levensdoel van Boaz. “Vrijheit blijheit. Het is hier geen Kiriat Arba (streng religieuze gemeenschap) iedereen doet waar hij zin in heeft zolang ze maar hard werken elkaar goed behandelen niemand op de zenuwen werken en elkaar niet de les leezen.” Hiermee neemt hij duidelijk afstand van de opvattingen van zijn stiefvader. Toch tonen de brieven tussen Boaz en Michaël, ondanks de grote verschillen en de soms harde toon, een betrokkenheid en waardering die het onbegrip soms kan overstijgen.

Opnieuw heeft Amos Oz een briljant werk geschreven. Door te kiezen voor een roman in briefvorm kun je steeds in het hoofd van een ander personage kruipen. Je ervaart zo aan den lijve de complexiteit van de onderlinge relaties. Zwarte doos : een onthullend en onthutsend verhaal.