Hermsen, Joke J. | Rivieren keren nooit terug

Joke Hermsen - Rivieren keren nooit terug - CoverEr zijn van die romanpersonages die je intrigeren. Resoneren, noemt Franca Treur het in een Trouwcolumn (26 mei 2018), als een schrijver een boek weet te schrijven ‘waarin veel bekends zit én een vleugje eigenheid, zodat de lezers denken: dat is mooi gevonden! Ze hadden het immers zelf bijna gevonden.’ Ze herkennen iets in het geschrevene, maar hadden het zelf niet zo onder woorden kunnen brengen. Rivieren keren nooit terug van Joke J. Hermsen is zo’n boek. Een verhaal over de kracht van jeugdherinneringen, liefde, verlies en rouw. Over dochter zijn, volwassen worden en moederschap. Een boek waarin filosofische mijmeringen afgewisseld worden met prachtige landschapsbeschrijvingen, en de schoonheid van kunst, cultuur en muziek een plek krijgen.

Ella Theisseling, een in Amsterdam woonachtige kunsthistorica, maakt na de dood van haar vader in een oude auto een reis naar de Gard, in het zuiden van Frankrijk. Hier bracht ze tijdens haar jeugd de zomervakanties door, zwom in de rivier de Gardon met haar Franse vakantieliefde Marc. De reis blijkt meerdere doeleinden te hebben. Niet alleen wil Ella de dood van haar vader verwerken en in het reine komen met haar verleden. Ook hoopt ze Marc Garcia op een festival weer te zien en wil ze meer duidelijkheid krijgen over haar afkomst. De overgrootmoeder van Ella’s vader is als kindermeisje in Frankrijk zwanger geraakt van een Franse graaf of baron. Tijdens haar roadtrip maakt Ella aantekeningen in een schrift, met aan de ene kant een verslag van de reis en aan de andere kant dromen en herinneringen. Zo schrijft ze heden en verleden naar elkaar toe.

De relatie met haar vader was liefdevol maar complex. ‘Ze wist nog steeds niet wie ze nu eigenlijk had verloren: een liefdevolle vader of een cynische driftkop.’ Een man die fietstochtjes met haar maakte, een duivenhok timmerde en haar leerde zwemmen. Maar ook een man die traumatische herinneringen met zich meedroeg, teveel dronk en er soms driftig op los sloeg. Ook de relatie met haar moeder is ingewikkeld. Ella als jong meisje: ‘Ik […] denk na over het feest, over mijn moeder en over mijn juf op school, die ik soms liever vind dan mijn moeder. Het is heel erg om zoiets te denken. Wie vindt haar eigen moeder nu niet de liefste?’ Ella voelde zich verantwoordelijk voor het huwelijk van haar ouders ‘als kleine soldaat met een onmogelijke vredesmissie’.

Je leert Ella kennen als een groot liefhebster van kunst en cultuur. ‘De vierde prelude van Chopin galmde door de theesalon, zijn mooiste vond Ella. Bij de drie slotakkoorden moest ze zo diep zuchten dat de jongen achter de bar verwonderd naar haar opkeek.’ Een beeldhouwwerk van de kunstenaar Gislebertus, Eva, wordt niet alleen uitgebreid besproken maar ook van theologische reflecties voorzien. Reflecties overigens waar de nodige kanttekeningen bij te maken zijn. ‘Gislebertus had uit twee stenen een levensechte vrouw gehouwen, die zonder schuld of schaamte wegzwom van alle onterechte aantijgingen.’ Dit Evareliëf vormt ook de cover van Hermsen’s boek  maar dan gespiegeld, in tweevoud. Waardoor Eva niet alleen wegzwemt, maar ook naar zichzelf terugkeert. In een brief aan haar zoon Tobias schrijft Ella hoe volgens Kierkegaard het leven alleen achterwaarts kan worden begrepen. En dat is wat gebeurt. In het ontroerende slot van het boek, staande in de rivier, overbrugt Ella de afstand naar haar jeugd en haar vader.

Hermsen’s stijl wordt wel als meanderend omschreven. Soms leidt dat tot onnodige en ook onwaarschijnlijke uitweidingen. Dat de adellijke voorvader van Ella dezelfde naam blijkt te hebben als een schilder waar ze onderzoek naar deed, komt gekunsteld over. Evenals sommige fraaie volzinnen naar het theatrale neigen: ‘Het land leek overspoeld te worden met de tranen die zij haar vader schuldig was gebleven.’ Maar vaak raken haar zinnen, gedachten en beelden een snaar die nog lang blijft resoneren.

 

Lengkeek, Elise G. | Mijn Getijdengebed: Bidden op het ritme van de dag

“Ik vind bidden moeilijk. Het voelt vaak als tijdverspilling. Het voelt niet productief; ik besteed mijn tijd nuttiger door een alinea te schrijven of een boek te lezen of werkwoorden te vervoegen of taart te bakken. Soms gaan er weken voorbij dat ik amper toekom aan bidden.” Een openhartige onthulling van Lauren F. Winner – inmiddels Episcopaals priester – in haar Vrouw zoekt God. Lezen over bidden vindt ze vaak makkelijker dan bidden zelf. Ik herken dat. Is het daarom dat ik een plank vol boeken heb staan over gebed, en nog een halve plank met gebedenboeken eronder? De Gebeden van Maarten Luther naast het Klein getijdenboek. Engelstalige werken als The Book of Common Prayer en The Oxford Book of Prayer naast het lijvige Bid, Luister, Leef uit eigen taalgebied.

Je zou denken dat er wat betreft gebedenboeken weinig meer toe te voegen is. Toch heeft Elise G. Lengkeek met Mijn getijdengebed: Bidden op het ritme van de dag een waardevolle bijdrage geleverd. Ik kan het niet beter verwoorden dan Wil Derkse in zijn Ten Geleide: “Elise Lengkeek weet in Mijn getijdengebed het beste uit meerdere werelden te verenigen: dagelijks ochtend-, middag-, avond- en nachtgebed, de  schriftlezingen met kleine persoonlijke meditaties en werkend vanuit een oecumenisch perspectief: met het anglicaanse Book of Common Prayer én het haar vertrouwde, meer monastieke getijdengebed als uitgangspunten. Een extra kracht is dat dit bijzondere project in gang is gezet door heel persoonlijke ervaringen en de daaruit opgeroepen verlangens – ook naar grondige theologische studie – en dat merk je.”

De kern van Mijn Getijdengebed bestaat uit vier praktische delen: 1) getijdengebeden voor de morgen, middag, avond en nacht en de feestdagen; 2) per dag een rooster met de bijbellezingen; 3) zondagse bijbellezingen; 4) per dag een meditatie over een bijbeltekst.

Lengkeek geeft een duidelijke verantwoording van de keuzes die ze maakt en biedt tegelijkertijd een persoonlijke inkijk in de achtergrond van Mijn Getijdengebed, geboren uit een sterk verlangen naar God. De schrijfster beoogt toegankelijkheid voor een brede lezersgroep en heeft daarom voor het weergeven van bijbelteksten gekozen voor De Bijbel in Gewone Taal. Uiteraard kan de lezer er voor kiezen een bijbelvertaling te gebruiken die de eigen voorkeur heeft.

Zodra Mijn Getijdengebed – mooi vormgegeven, voorzien van kleurrijke leeslinten voor de verschillende delen – binnenkwam, begon ik het enthousiast te gebruiken. Maar ik liep al snel tegen mezelf aan. Wil je je letterlijk aan de getijden houden, moet je vier keer per dag een kwartier reserveren en lees je rond de tien bijbelhoofdstukken per dag. Na twee dagen liep ik al achter. Gelukkig doet de schrijfster haar best een schuldgevoel bij de lezers te voorkomen en geeft ze tips hoe je Mijn Getijdengebed kan gebruiken op een manier die bij je past.

Zowel voor lezers die al een rijtje gebedenboeken hebben staan, als zij die nog onbekend zijn met het gebruik van (liturgische) gebedenboeken, is dit handzame getijdenboek echt een aanrader.

 

Ross, Tomas | Het verdriet van Wilhelmina

De titel Het verdriet van Wilhelmina bracht mij ertoe dit boek te lezen en te recenseren. Dat het om een thriller ging ontging me en zelfs de naam van de auteur Tomas Ross zei me weinig. Ik ben dan ook geen fervente thrillerlezer en eigenlijk verwachtte ik op grond van de titel meer een historische roman. Maar ik heb geen spijt van dit leesavontuur: historische feiten en een flinke dosis fantasie leverden samen een spannend boek op.

Het Verdriet van Wilhelmina is het derde deel van een trilogie over Arnie Springer, een Indiëganger en voormalig spion bij de Nederlandse veiligheidsdienst, maar laat zich uitstekend zelfstandig lezen.  Ik ben inmiddels wel nieuwsgierig geworden naar de eerste twee delen Van de doden niets dan goed en De onderkoning van Indië. Net als deze twee delen speelt ook Het verdriet van Wilhelmina zich af in de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog en in de periode waarin Nederlands Indië onafhankelijk wordt van Nederland.

Het boek begint echter met twee hoofdstukken waarin de voorgeschiedenis wordt verteld. Je wordt meegenomen naar het jaar 1941 waarin koningin Wilhelmina op haar landgoed bij Londen een ontmoeting heeft met Winston Churchill. Hij plaatst haar voor een heel moeilijke keuze, maar ze stemt uiteindelijk in met Churchills voorstel. In het volgende hoofdstuk lees je hoe in de Zuid-Chinese zee een schip wordt beschoten en met man en muis vergaat. Er blijkt echter een overlevende te zijn: korporaal John de Bruyn die vanuit zijn eigen Fokker onder vuur wordt genomen, maar meer dood dan levend aanspoelt op een eiland. Hij weet niet wie hij is, waar hij is en hoe hij daar terecht is gekomen maar wordt door de bewoners verzorgd en vindt er zijn geliefde.

Acht jaar later komt Arnie Springer in beeld als hij naar Indonesië gaat om op zoek te gaan naar zijn verdwenen ex-vriendin Anke de Bruyn, zus van John. En dan blijken allerlei lijntjes samen te komen: de verdwenen John, die nog in leven blijkt; de politieke situatie in Indonesië, de rol van de geheime diensten en uiteindelijk ook de deal die koningin Wilhelmina indertijd met Churchill heeft gesloten. Feit en fictie lopen door elkaar heen, het is dus opletten geblazen, maar je wordt meegezogen in een verhaal waarin verraad, (vaderlands)liefde, politieke intriges en chantage de spanning vasthouden.

Word ik nu een echte thrillerlezer? Dat zal de toekomst uitwijzen, maar dit onverwachte uitstapje naar een heel ander genre dan ik normaal lees is in ieder geval goed bevallen!  Ik ga in de bibliotheek binnenkort op zoek naar de eerste twee delen van deze trilogie. Dat heeft Ross dan maar mooi bereikt met zijn Het verdriet van Wilhelmina. Een minpunt vond ik het vrij grove taalgebruik, wat absoluut niet nodig was om het boek meer overtuigingskracht te geven.

Wieringa, Tommy | De heilige Rita

De heilige Rita

‘Daantje, die al op jonge leeftijd had leren autorijden, had een auto aan de praat gekregen en was tussen hoge heggen naar het bos gereden waar zijn vader aan het stropen was. Hij was alleen in het donkere bos. Hij riep om zijn vader, ijl klonk zijn stem tussen de bomen. ‘Vader? Vader, ben je daar?’
Er kwam geen antwoord, er was niemand.
Pas nu Paul met open ogen in het duister lag te staren, zag hij de overeenkomst met Christus’ sterf­scène. Alleen aan het kruis, door alles en iedereen verlaten. Waren de drie kruisen op Golgotha niet ook te beschouwen als een bos, een dun bos? Ook Hij riep om zijn vader. Eli, Eli, lema sabachtani waren de eenzaamste woorden van de Heilige Schrift.’

Tommy Wieringa behoort inmiddels tot de absolute top van de Nederlandse literatuur. Met De heilige Rita laat hij opnieuw zien dat hij schrijven kan. Een boek dat schitterende zinnen bevat en een prachtige sfeer, maar tegelijk de lezer deprimeert.

Paul Kruger is nog een jonge jongen als er op het land van zijn ouders een Russisch vliegtuigje neerstort.De piloot overleeft het ternauwernood en komt aansterken in het huis van Pauls ouders. De moeder van Paul zorgt voor de Rus, valt voor hem en verlaat haar man en haar zoon. Het is de eerste keer dat Paul verlaten wordt. Hij ziet haar nooit meer terug en blijft bij zijn vader wonen. Het boek begint als vader als zorgbehoeftig thuis zit en Paul Kruger zijn boterham verdient als handelaar in curiosa, meer specifiek legerspullen uit de Tweede Wereldoorlog.

Pauls wereld is nauwelijks groter dan Mariënveen, het dorp waar hij woont. Hij heeft een kroegmaat, Hedwiges, die nog het dichtst in de buurt komt van een vriend. Dit uitgestorven dorp is het decor van leegte, het behang van Pauls bestaan. Vrouwelijke tederheid geniet hij bij Rita, een prostituee die in Duitsland, net over de grens werkt. Pauls leven kabbelt een beetje voort tot zijn maat Hedwiges in een domme opwelling opschept over het miljoen dat hij thuis zou bewaren en hij wordt overvallen, wat de gebeurtenissen in Mariënveen in een stroomversnelling brengt.

Wieringa is een veelzijdig schrijver. In Joe Speedboot verkende hij de absurde humor,  in verkende hij de Bijbelse geschiedenis op een prachtige, actuele manier. In dit boek verkent hij de leegte. Hij neemt een hoofdpersoon die niet veel heeft: een hulpbehoeftige vader, een vriend en een stamkroeg. Zelfs de vrouw van zijn keuze moet hij delen met het hele dorp. En langzaam maar zeker neemt Wieringa hem zelfs dat af, beetje bij beetje. Er doen zich best kansen voor voor Paul, maar hij durft ze niet te pakken. Zo is er best een leuke vrouw in hem geïnteresseerd, maar hij laat haar lopen. Ook het geloof toont zich aan Paul en hij wil graag geloven, maar ook dat lijkt niet aan hem besteed. En zo komt hij steeds verder alleen te staan, tot Wieringa Paul achterlaat in een groteske eenzaamheid die zijn weerga niet kent, waarin hij zowel met zijn liefde en zijn haat geen kant op kan.

Wieringa schrijft fantastisch. De ene na de andere schitterende zin ontrolt zich: ‘Langzaam klom hij boven de bomen uit. Nog eenmaal vloog Anton boven zijn dorp, het arme, oude Zagoeblene met zijn witte huisjes en zijn blauwe deuren en luiken, een laatste saluut, zijn ogen vol tranen. Toen zette hij koers naar het noordwesten. Zo begon zijn lange reis, met alleen de krijtwitte maan als metgezel.’ Ook de scènes waarin Pauls moeder vecht tegen de liefde voor de Rus, verliest en uiteindelijk vertrekt, zijn hartverscheurend.

Het is de volslagen eenzaamheid die voor mij als thema komt bovendrijven. Als de mens uiteindelijk elk klankbord voor zijn emotie moet ontberen, dan kan het niet anders of waanzin ligt op de loer.

Kehlmann, Daniel | Tijl

Tijl Uilenspiegel is een legendarisch personage:  een veertiende eeuwse deugniet, van plaats naar plaats trekkend en  bekend van zijn zotte streken en grappen. Deze Tijl heeft Kehlmann overgezet naar de zeventiende eeuw en hij duikt op in de Dertigjarige Oorlog die van 1618 – 1648 Europa in zijn greep houdt. De strijd tussen Rooms-Katholieke en Protestantse staten en vorsten speelt zich vooral op Duits grondgebied af en Kehlmann schroomt niet om het geweld en de verwoestingen zeer plastisch te beschrijven.

Tijl wordt niet chronologisch verteld wat de spanning in het verhaal opvoert, maar ook wel de nodige oplettendheid van de lezer vraagt. In het eerste hoofdstuk trekt Tijl met zijn gezelschap rond en arriveert in een dorpje dat tot op dat moment nog niet door oorlogsgeweld getroffen is. De bewoners zien uit naar wat vertier maar Tijl is niet alleen maar de jongleur en koorddanser die zijn publiek vermaakt. Hij weet de dorpelingen zo ver te krijgen dat ze allemaal hun rechterschoen uittrekken en omhoog gooien. De vrolijkheid slaat echter om als Tijl begint te schelden en er  ontstaat een massale vechtpartij die door Tijl schaterlachend wordt gadegeslagen. De toon is gezet: Tijl is niet alleen de grapjas die weliswaar soms over de rand gaat, maar waar je toch altijd weer om moet lachen. Hij is een boosaardig figuur die bewust kwetst en pijn doet, ontregelt en in verwarring brengt.

Tijl is de zoon van Claus Uilenspiegel. Deze heeft, voordat hij met een molenaarsdochter trouwde en daarmee ook molenaar werd, een reizend bestaan geleid. Tijdens zijn omzwervingen heeft hij veel geleerd over geneeskrachtige kruiden, allerlei magische spreuken en veel kennis opgedaan. Zijn werk als molenaar boeide hem lang niet zo als het vergaren van kennis en het filosoferen over de geheimen van het bestaan. Tijl was het enige kind van het molenaarsechtpaar dat de eerste levensjaren overleefde, maar had geen sterke band met zijn ouders. Uit angst ook hem te verliezen, hadden zij zich niet al te zeer aan hem gehecht.

Zijn kennis en het bezit van een aantal boeken in het Latijn worden de molenaar uiteindelijk fataal. Jezuïet en heksenjager Athanasius Kircher en doctor Tesimund, beiden historische figuren en grote geleerden in hun tijd, ontmaskeren Claus als heks wat tot zijn dood leidt.

Tijl gaat nu een zwervend bestaan leiden, samen met Nele. Kehlmann beschrijft zijn avonturen, afgewisseld met verhalen over de oorlog en de politieke ontwikkelingen. Geloof en bijgeloof, wetenschappelijke kennis en volkse wijsheden wisselen elkaar af. Een veelheid aan personages treedt op, waaronder Frederik, de keurvorst van de Palts en gedurende een winter koning van Bohemen met zijn vrouw Elizabeth, dochter van koning Jacobus I van Engeland. Tijl duikt telkens weer op in het verhaal en is een soort verbindende schakel tussen de personages en gebeurtenissen die zich op verschillende plaatsen afspelen.

Kehlmann vermengt geschiedenis en fictie  op een bijzondere wijze. De humor, de tijdsprongen, de vele personages maar ook  de sfeer van angst en huiver die Kehlmann weet op te roepen, houden je voortdurend in hun greep en maken het lezen tot een avontuur. Wie de moeite neemt zich mee te laten nemen in dit verhaal, wordt beloond met een verrijkende leeservaring.

Gardam, Jane | Laatste vrienden

Maanden geleden al had ik de verschijningsdatum van Jane Gardam’s Laatste vrienden in mijn agenda gezet. In één weekend las ik van het najaar Een onberispelijke man en Een trouwe vrouw (waarover ik ook een recensie schreef). En nu verscheen dan aan het begin van het nieuwe jaar het derde deel van de Old Filth-trilogie: Laatste vrienden. Een roman die overigens ook zelfstandig te lezen is, maar wel meer diepgang en kleur krijgt na de voorgaande delen.

Edward Feathers en Terry Veneering, twee advocaten die van aartsrivalen vrienden werden, zijn inmiddels overleden. Op hun begrafenis ontmoeten oude vrienden elkaar. Mede vanuit hun perspectief krijgt de lezer meer inzicht in het mysterieuze lezen van met name Veneering. Als jong meisje ontmoet zijn moeder Florrie in een buitenlands circusgezelschap zijn vader: acrobaat, danser en naar later (b)lijkt een Russische spion. Na een val van de touwen neemt Florrie de verlamde Kozak mee naar huis en zal voor het leven bij hem blijven. Gevoelig wordt de zowel liefdevolle als treurige jeugd van de vroeg zelfstandige Terry beschreven. Zijn moeder – zorgzaam, groot en sterk – verdient als kolenhandelaar de kost terwijl vader het grootste deel van de tijd – drinkend – op bed ligt. Tijdens een van zijn omzwervingen door het stadje ontmoet de jonge Terry de wat excentrieke Parable Apse die zich over hem ontfermt en zorgt dat hij op een goede school terechtkomt.

Dezelfde man laat hem een – zij het aan lager wal geraakt – advocatenkantoor na, maar dat is pas als Veneering al in het verre Oosten gediend heeft en daar getrouwd is met Elsie: een beeldschone maar alcoholische vrouw uit Hongkong. Eindelijk begrijpt de lezer hoe het mogelijk is dat hij met deze vrouw, van wie hij nooit werkelijk hield, trouwde. Een dronken bui, een zwangerschap en een (invloed)rijke schoonfamilie die hem geen andere keus liet.

Als Edward op hoge leeftijd terugdenkt aan de verhouding die zijn vrouw Betty en Veneering hadden, realiseert hij zich aangaande zijn rivaal en vriend: “hij had meer nodig dan Elsie kon geven. Hij had Betty nodig. En Bettty was van mij.” In een paar korte zinnen worden jaren van pijn in het milde licht van de ouderdom verwoord.

Dat ouder worden is sowieso een thema in de roman. De lezer leert niet alleen de twee hoofdpersonen op leeftijd kennen maar ook bejaarde contacten uit hun netwerk: de kinderlijke Dulcie en de triestige Fiscal-Smith ofwel Fred. Beeldend beschrijft Gardam de onderlinge, soms moeizame, verhoudingen, de eenzaamheid van het ouder worden en het belang van vergeving, verzoening en vriendschap. Ook in dit derde deel van het drieluik ontbreekt de onderkoelde Britse humor niet. Als Dulcie en Fred zich onbedoeld opsluiten in een onverwarmd kerkje, verhaalt Gardam hoe ze zich warm proberen te houden in priesterkleding: “Door de deuropening, omgeven door een kantwerk van jonge klimop, […] stapte een Siamese tweeling naar buiten, gehuld in goudlaken, een van hen met een bisschoppelijke mijter op en allebei door en door blauw van de kou.”

Ontroerend vind ik hoe de haat-liefde verhouding tussen de twee aan het eind een wending krijgt: “Dulcie en Fred schuifelden voorzichtig naar de eucharistieviering […] ‘Zijn er nooit meisjes in je leven geweest, Fred?’ Arm in arm waggelden ze voort. ‘Niemand anders dan jij Dulcie. Verder alleen treinen, vrees ik.’ Het gezang vermengde zich met het alles overspoelende gedreun van het orgel. ‘Rustig liefje,’ zei Fiscal-Smith. ‘Rustig.’ En zo naderden ze de Wederopstanding.”

Kranendonk, Anke | Weihnachtsoratorium

Weihnachtsoratorium is een novelle van Anke Kranendonk. Anke is actrice en schrijfster. Haar literaire debuut maakte ze met Altijd Vrolijk (waar we natuurlijk een recensie van hebben). Omdat Altijd Vrolijk in mijn persoonlijke top 10 staat, kon ik Weihnachtsoratorium niet laten liggen.

Anke trekt ons het podium op waar Helle een solo heeft in het Weihnachtsoratorium van Bach. Haar man en zoon zijn komen kijken. Als Helle na afloop haar man zoekt, is hij nergens te vinden. Helle voelt zich verlaten door haar man en dat wordt niet beter als ze haar man thuis aantreft.

Daar ligt hij, op de bank, onder het geelgeruite dekentje.
‘Frank’, zegt ze. ‘Wat is er?
‘Niks’, zegt hij, zonder op te kijken. De tv staat aan. Een schietfilm op Veronica.
‘Waarom lig je hier?’
‘Lekker’, antwoordt hij. ‘Ik was natgeregend.’
Een glas wijn staat naast hem. Zo’n grote, veel te vol geschonken.
‘Waar was je?’
‘Hier.’
‘Ik heb je overal gezocht.’
‘Ik was weggegaan.’
‘Waarom?’
Hij geeft geen antwoord, loert naar de tv.
(p. 35)

Weihnachtsoratorium lijkt over een saaie echtelijke ruzie te gaan, maar door Anke’s schrijfstijl wordt het een ruzie van betekenis. Anke heeft duidelijk inzicht in de mens. Als ze haar verhaal net iets anders had verteld, dan zou Weihnachtsoratorium over niets meer dan een grappige ruzie gaan. Ze vertelt alleen op zo’n manier dat je meevoelt met Helle en je zelfs geïrriteerd raakt door haar man. Weihnachtsoratorium is een kort verhaal, maar je wordt echt meegenomen in de ontwikkelingen die Helle doormaakt.

Op een enkele vloek na, zijn er geen minpunten. Weihnachtsoratorium is een boek dat je niet aan de kant zult leggen voor het uit is. Gelukkig hoeft dat ook niet, omdat het maar 91 pagina’s lang is. Ik bleef wel zitten met één vraag. Wat betekent het einde? Als iemand mij dat kan uitleggen, laat het weten!

Vuuren, van Jet | Misstap

Jet van Vuuren behoeft geen verdere introductie voor de doorgewinterde vrouwenthrillerliefhebber of beter gezegd, liefhebster. Ik moet bekennen dat ik als man geen enkele moeite heb met dergelijke thrillers waarin doorgaans oer-Hollandse vrouwen de hoofdrol spelen. Misstap is haar tiende thriller.

Het is september. Een hittegolf teistert laat in de zomer het hele land. In Den Haag, waar Misstap zich afspeelt, zucht iedereen onder de hitte. Een broeierige sfeer waarin heel veel mis kan gaan. De hofstad wordt opgeschrikt door moorden op tengere, knappe vrouwen. Een seriemoordenaar is actief. Deze psychopaat zaagt zelfs de handen van de slachtoffers of. Een gestoorde, maniakale daad of zit er meer achter? Een ritueel wellicht?

Anja, rechercheur van beroep, wordt op de zaak gezet. Zij wordt bijgestaan door haar vriendin Britt van Dijk. Britt is verhuisd vanuit Limburg naar Den Haag. Zo probeert zij haar leven zonder man en kind op te pakken. Beiden zijn om het leven gekomen na een ernstig ongeluk. Hoe moeilijk ook, Britt probeert haar verwoeste leven weer enigszins op de rit te krijgen door haar oude leven achter haar te laten en daarom elders een nieuwe start te maken. Met vallen en opstaan lukt het haar. Temeer daar ze zich intensief kan verdiepen als detective in een zaak die speelt in de sjieke en keurige wijk Benoordenhout. Agnes, een dame van midden veertig, roept haar hulp in wanneer ze vermoedt dat haar man haar bedriegt met een jongere, tengere maar heel knappe vrouw. Harry, de man van Agnes, vertoont ook wel heel merkwaardig gedrag dat net zo opvallend als verdacht is. Wanneer blijkt dat in deze wijk Benoordenhout meer mensen wonen die  zo hun geheimen hebben en Britt bij haar onderzoek stuit op de moordenaar van de jonge vrouwen, lopen de zaken finaal uit de hand.

Deze tiende thriller van Jet van Vuuren ontleent zijn naam aan een belangrijke misstap die Harry begaat in zijn werk als begrafenisondernemer. Tijdens een crematie vergeet hij het eerdere, reeds verbrande lichaam weg te halen waardoor de as van de een met die van een ander lichaam vermengd wordt. Een onvergeeflijke fout in deze branche. Asvermenging heet dit. Het is overigens niet de enige misstap in het boek. Meer personages hebben zo hun gebreken en fouten die ze al dan niet goed proberen te maken.

Het blijft me verbazen hoe scherp  en heftig de verhalen zijn die Jet van Vuuren schrijft. Kijkend naar de foto’s van haar op Facebook zie ik een vriendelijke, lief ogende dame met een schattig hondje. En dan komen er zulke verhalen/plots uit haar schrijverskoker! Laten we het houden op talent. Toen de schrijfster op haar Facebookaccount om hulp vroeg om een naam te bedenken voor het personage dat nu Agnes heet, deed ik haar ook een suggestie aan de hand. Ik mag zeggen, ik ben een blij mens! Want laat ik nu net Agnes bedacht hebben!

Van Vuuren weet de spanning er altijd in te houden. Ze geeft telkens net genoeg bloot van de personen om je of in een verkeerde richting te sturen of je op het juiste spoor te zetten, totdat ook dat spoor doodloopt. Tussen de regels van het plot door geeft ze in een ander lettertype de gedachtes van de moordenaar weer. Dat geeft een mooi psychologisch inkijkje in een gestoord brein. De ontwikkeling van de diverse karakters is wat minder diepgaand uitgewerkt, maar het plot is gewoon heel erg goed. Kortom: met Misstap in handen stap je in ieder geval niet mis.

Peeters, Lenny | Dochter

Dochter is het verhaal van een jonge zwakbegaafde vrouw. Een andere naam dan Dochter heeft ze niet, of in ieder geval kent ze zichzelf alleen als Dochter. Ze heeft geen idee wie de man en de vrouw zijn die haar allemaal vragen stellen. Vragen over een afschuwelijke gebeurtenis. Lenny Peeters (1975) neemt ons in haar debuutroman mee in de geschiedenis van Dochter.

Dochter heeft grotendeels twee tijdslijnen. In de tegenwoordige tijd speelt zich een politieverhoor af en in de verleden tijd volgen we Dochter vanaf het moment dat ze als een jong meisje met haar vader leeft, tot het moment dat ze als jonge vrouw verdacht wordt van iets verschrikkelijks. Beide tijdslijnen zijn grotendeels chronologisch, maar op pagina 45 wordt de chronologie onderbroken. Dit gedeelte lijkt niet belangrijker dan de rest van het boek. De onderbreking van de chronologie lijkt geen dan ook geen doel te dienen.

Ik verwachtte van Dochter een inkijk in de gedachten van de zwakbegaafde Dochter.  Een inkijk waardoor ik zou begrijpen hoe Dochter denkt en tot bepaalde daden komt. Gedeeltelijk doet Lenny Peeters dat wel, maar op geen enkele manier maakt ze Dochter tot een personage waar je iets voor van medelijden voor voelt. Ik voelde juist meer en meer afschuw voor Dochter. Dochter lijkt steeds verknipter te worden. Ze mishandelt haar cavia’s, terwijl ze denkt dat ze ze verzorgt.
Pas in de laatste hoofdstukken wordt het mogelijk om iets te voelen voor Dochter, omdat Peeters de emoties van Dochter (voor zover ze die heeft) iets meer omschrijft. Toch blijft Dochter een verhaal dat meer verbazing en afschuw oproept dan begrip. Maar dat is misschien ook wel de bedoeling van Peeters. Peeters schrijft gewoon een intrigerend verhaal. Ze vertelt nooit teveel en houdt het verhaal in beweging.

Een waarschuwing voor de Hollander die Dochter gaat lezen. Lenny Peeters is een (begaafde) Vlaming. Kijk dan ook niet raar op als je woorden als ‘zetel’ en ‘proper’ langs ziet komen. Gelukkig past dit heel goed in de stijl van Dochter. Want omdat Dochter het leven van een zwakbegaafde beschrijft, zijn veel normale (seksuele) woorden al vervangen door andere, onbekende woorden. Een voorbeeld:

Ik knijp mijn vanvoren dicht. Toch heb ik al plas verloren. Ik voel aan de donkere plek in mijn broek.
Nat.
De vrouw zucht.

(p.130)

Met Dochter heeft Lenny Peeters een mooie debuutroman geschreven. Een goed lopend en origineel verhaal. Ik zou Dochter geen literatuur noemen. Dochter lijkt geen boodschap of diepere betekenis te hebben. Maar de vraag is of Peeters wel literatuur heeft willen schrijven.

Voor wie is dit boek geschikt? Voor mensen die van thrillers houden, maar ook voor mensen die niet van spanning houden. Tegenstrijdig? Lees Dochter en je zult zien dat het waar is.

 

Cognetti, Paul | De acht bergen

Paolo Cognetti neemt je in ‘De acht bergen  (hoe kan het ook anders) mee de bergen in. Naast Pietro klim je omhoog door het bos, over de alpenweiden, tot boven de boomgrens waar uiteindelijk alleen nog kale rotsen zijn. En je daalt ook weer af, vanuit de ongenaakbaarheid van het hooggebergte naar het dal van het dagelijks leven. Cognetti dwingt je bijna om na te denken over je eigen leven door de wijze waarop hij het leven van Pietro verbeeldt. ‘De acht bergen’: een prachtige roman over het leven, over vriendschap, eenzaamheid en over de majestueuze bergwereld.

Pietro is een Milanese jongen, het enige kind in een gezin met een gesloten, weinig empathische vader en een lieve, volgzame, sociale moeder. Beide ouders voelen zich elk op eigen wijze aangetrokken tot de bergen. De vader voelt zich het meest thuis in het kale hooggebergte, terwijl de moeder vooral geniet van de lagere hellingen met hun bloemenweiden en meertjes. Om het stadsleven in de zomer te kunnen ontvluchten huren ze jaarlijks een huisje in de Italiaanse Alpen.

Pietro sluit vriendschap met Bruno, een boerenjongen uit het dorp en samen ondernemen ze allerlei tochten in de bergen. Het zijn twee totaal verschillende jongens, met een totaal verschillende achtergrond, maar hun vriendschap groeit uit tot een waardevolle relatie voor hen allebei. De vader trekt ook volop de bergen in en maakt lange en zware wandelingen. Het lijkt hem vooral om de prestatie te gaan, niet zo zeer om het genieten van het moment.

De wegen van Pietro en zijn vader en van Pietro en Bruno gaan bij het volwassen worden verschillende kanten uit. Ze groeien uit elkaar en dat heeft alles te maken met de wijze waarop ze in het leven staan. Waarin zoek je je levensvreugde, je levensdoel?  Kwesties die in ‘De acht bergen’ om een antwoord vragen. Gaat het erom altijd naar verbetering van je omstandigheden te streven? Gaat het om relaties? Pietro en Bruno zoeken hun weg en daardoor lijkt de hechte vriendschap uit hun jeugd dood te bloeden. Lijkt, want op de achtergrond is die toch nog wel degelijk aanwezig.

De relatie tussen Pietro en zijn vader stelt jarenlang niets voor en als vader onverwacht sterft, lijkt herstel ook niet meer mogelijk. Toch is dat niet helemaal waar. Juist door de erfenis die zijn vader aan Pietro nalaat, leert hij zijn vader alsnog beter kennen en begrijpen. Ook Bruno gaat weer een belangrijke rol in Pietro’s leven spelen. Prachtig beschrijft Cognetti het samen bouwen van het huis op het geërfde stuk land hoog in de bergen.

Beiden zochten hun weg in het leven, een weg die gepaard is gegaan met moeiten en teleurstelling. Ook een weg die inzichten heeft opgeleverd. Het leven in en trekken door de bergen, zowel in de Alpen als in de Himalaya, waar Pietro graag vertoeft,  zijn een metafoor voor deze weg. De krachten van de natuur, het spel van wind en sneeuw, de warmte van de zon: je hebt ze als mens niet in de hand. Het leven is niet maakbaar, je krijgt het, maar je moet en mag het nemen zoals het komt.

‘De acht bergen’ heeft me geraakt door de mooie beschrijvingen van het gebergte en door de sfeer die Cognetti wist op te roepen. Het boek heeft me ontroerd door de vriendschap tussen Pietro en Bruno die verschillen wist te overbruggen en ze tegelijkertijd liet bestaan.