Wiman, Christian | Mijn heldere afgrond

Christian Wiman - Mijn heldere afgrondChristian Wiman is, of in ieder geval was in Nederland niet zo bekend. Hij schrijft poëzie die zelfs in Amerika slechts een bepaalde groep lezers bereikt. Er is tot op heden nog niet veel van hem vertaald in het Nederlands. Toen Wiman er echter achter kwam dat hij een nare kanker in zich omdroeg, besloot hij een uitstap naar proza te maken. Wie echter denkt met Mijn heldere afgrond een ontroerende bekeringsgeschiedenis in huis te halen van een man die afstand neemt van het geloof, ziek wordt en op de bodem van zijn bestaan God weer vindt, komt bedrogen uit.

Het is namelijk geen makkelijk boek. Er wordt gewerkt met woorden als bouleversante, numineuze en atavistisch. Daarnaast is er ook geen heel duidelijke lijn, je wordt als lezer niet op sleeptouw genomen. Wiman benadert zijn lezer als altijd: hij verwacht dat de lezer zich inspant om de beelden, gedachten en zinnen te begrijpen. In die zin ligt dit boek dichter bij poëzie dan bij veel proza. Het boek is in zekere zin een poëtica. Niet zelden geeft Wiman uitlegt over poëzie, over hoe die bedoeld is, wat zijn voorbeelden zijn en, ook niet onbelangrijk, hoe die zich verhoudt tot het geloof. ‘Tegenwoordig heb ik geen geduld met poëzie die niet doortrokken is van, en getransfigureerd door, de wereld. Daarmee bedoel ik (…) een poëzie waarbij je kunt voelen dat de verbeelding van de dichter geladen wordt door de volle confrontatie met de wereld, en er tegelijk door wordt gelouterd.’

De zin bepaalt ons meteen bij de centrale gedachte van het boek: hoe gelooft men in God terwijl er zoveel kwaad in de wereld is? Hoe verhouden het beeld van een almachtige God zich tot een ellendige en kapotte wereld? Het boek bevat dan ook geen platte praiseteksten, maar steekt af naar een diepte waar een 21e eeuwse christen zelden meer komt. ‘Vreemd, hoe alleen al eerlijk over God te spreken, al is het alleen maar om onze ervaring van afzondering en verwarring te articuleren, vrede kan brengen in onze geest. Je dacht dat je ongelukkig was omdat dit of dat misging in je relatie, dit of dat scheef zat in je werk, maar in werkelijkheid komt je verdriet voort uit je afkeer, je stiekeme ontwijken, van God. (…) Je kunt niet werken aan de structuur van je leven, als de grond van je bestaan onvast is.

Wie de moeite en de tijd neemt om het boek te begrijpen, ontdekt de ene mooie gedachte na de andere over geloof, leven en poëzie. Mijn boek zit vol ezelsoren van alle passages die de moeite waard zijn. Een laatste voorbeeld over hoe je je vergewist van de waarheid van een spirituele ervaring: zij duwt je terug naar de wereld en andere mensen en niet simpelweg dieper jezelf in. Goed, nog eentje dan: Wat je twijfel waard is, kun je herkennen aan de kwaliteit van de onrust die hij zaait.

Bakker, Gerbrand | Jasper en zijn knecht

Gerbrand Bakker - Jasper en zijn knechtGerbrand Bakker heeft in de harten van veel Nederlanders een plekje veroverd met het boek Boven is het stil. Het boek valt op door de kalmte, de rustige observaties, de beeldschone beschrijvingen en de terloopse emoties. Het boek beleeft momenteel z’n 25e druk. Maar wie zich verdiept in het oeuvre van Bakker, ziet dat hij niet het type schrijver is dat om de twee jaar opnieuw een dergelijke roman aflevert. Gelukkig maar, want er zijn maar weinig schrijvers die dan op niveau blijven. Maar bij Bakker zien we dat hij wel met regelmaat titels aflevert, maar het zijn boeken die de lezer al snel kan aanzien voor tussendoortjes: een dierendagboek, een bomendagboek, boeken voor speciale gelegenheden. Gerbrand lijkt de volgende ‘grote’ roman niet makkelijk te kunnen afleveren. Na 2011 wordt het zelfs helemaal stil aan het boekenfront en moesten we het doen met zijn blog en diverse columns, o.a. in de Groene Amsterdammer en Trouw.

Maar in 2016 verschijnt er dan toch echt een boek. Het gaat om een dagboek. Het boek valt uiteen in twaalf gedeelten, die allemaal de naam van een maand dragen, te beginnen met december, om in chronologische volgorde verder te gaan. Gerbrand deelt kleine gebeurtenissen uit zijn dagelijks leven met ons. Hij vertelt over zijn omgang met familie, met zijn buren, met zijn uitgever en af en toe over een andere beroemdheid die hij mag ontmoeten. Vooral de laatste ontmoetinkjes zijn vaak op een heerlijk vileine toon geschreven: “…Ik wilde Arnon (Grünberg, red.) nog even een had geven, ik vind het raar om ergens geweest te zijn elkaar af en toe aangekeken te hebben (dacht ik) en dan zomaar weg te gaan. (…) Hij keek me aan en zei: ‘Wie ben jij ook maar weer? Ik proestte het uit.”

Rode lijn in het boek in het boek is de hond van Gerbrand, die (als hij zin heeft) luistert naar de naam Jasper. Gerbrand neemt positie in ten opzichte van de hond, wil een goede baas zijn en raakt verknocht aan de hond. Tegelijk is het geen hond die zich makkelijk geeft en Gerbrand spiegelt zich daaraan.

Maar wat het boek het meest inhoud geeft is dat Bakker de dagelijkse gebeurtenissen, ontmoetingen en ervaringen met Jasper gebruikt als opstapjes naar herinneringen. Hoe hij zich ontwikkelde als jongeman, hoe hij zichzelf ontdekte als homofiel (inclusief enkele expliciete jeugdervaringen daaromtrent), hoe hij schaatste op hoog niveau en last but not least: hoe hij in een depressie verzeild raakte.

Alles met alles geen vrolijk boek, zeker niet als je ook het slot in acht neemt (dat ik hier niet zal verklappen). Het is overduidelijk een boek van Gerbrand Bakker: zijn observaties over het leven van alledag zijn weer meesterlijk en de manier waarop hij ze verwoordt is prachtig. Ook de manier waarop hij de depressie beschrijft is zo knap. In feite sijpelt het al door de tekst heen, nog voor hij het woord depressie gebruikt. Hij is ook erg eerlijk (af en toe vraag ik me af of hij niet enkele relaties om zeep helpt) en ik vind het persoonlijk te eerlijk. Ik hoef niet precies uitgemeten te krijgen hoe zijn seksuele ervaringen allemaal zijn geweest. En al vloekt hij in eerdere boeken nauwelijks, dat is in dit boek wel anders.

Cook, Robin | Donor

Robin Cook - DonorHet genre van de medische thriller wordt gedomineerd door Robin Cook, die ooit zelf begon als arts. Bijna 40 jaar geleden schreef hij ‘Coma’, het boek waarmee hij eigenhandig een genre in het leven riep. Met inmiddels 35 boeken is hij sinds 1972 niet meer weg te denken uit de boekenkast van de thrillerliefhebber.

Het nieuwste verhaal, Donor, gaat over een jonge geneeskundestudent wiens vriend bij een simpele operatie in een coma raakt en in een kasplantje verandert. Voor de kenner van de boeken van Cook gaat er nu een lampje aan: waar heb ik dat eerder gezien? Uiteraard wil ze weten hoe dat nou kan en omdat ze student is in het ziekenhuis, kan ze, gesteund door haar hondstrouwe studievriend, zich vrij eenvoudig toegang verschaffen tot allerhande informatie. Het blijkt dat de mensen die de operatie uitvoerden en met name de anesthesist voor minstens zo’n groot raadsel staan als zijzelf. Toch doet het ziekenhuis wel erg z’n best om deze zaak in de doofpot te stoppen en wordt de comapatiënt wel heel snel opgeborgen in een gloednieuw en hightech centrum voor soortgelijke ongelukkigen.Dankzij de vasthoudendheid van de twee studenten blijkt het niet een menselijke fout te zijn, maar ontvouwt zich een afschuwelijke werkelijkheid.

Niet geloofwaardig

Het boek leest lekker door, je steekt en passant veel op over ziekenhuizen en hun vocabulaire. Thrillers moeten vaart hebben, maar dit boek heeft er een beetje te veel van: allerlei emoties, bijvoorbeeld rond het verliezen van de liefdespartner, worden te oppervlakkig meegenomen, wat mij betreft. En ik zal geen verrassingen weggeven, maar de manier waarop de zaak plotseling een heel criminele en dreigende trek krijgt, is wat mij betreft niet geloofwaardig. Robin Cook is een veelschrijver met een enorm hoog tempo. Bijna jaarlijks verschijnt er een boek met zijn naam erop. In dit boek merk je dat. Niet alleen is de plot niet bijster origineel meer (vergelijk Coma), maar het boek grijpt je nergens echt bij de strot en de personages worden nooit mensen van vlees en bloed, helemaal niet door het misplaatste gebruik van slang door een van de hoofdpersonen. Robin Cook leunt wat mij betreft te zwaar op de angst die iedereen in mindere of meerdere mate in zijn onderbuik heeft: kom ik dat ziekenhuis ongeschonden weer uit?

Berg, Reinier van den | Weergenieten

Weer genieten - Reinier van den BergReinier van den Berg is een liefhebber van het weer. Hij maakt er zelfs zijn werk van en is als presentator van het weer regelmatig te zien bij RTL4. Daarnaast heeft hij vanuit zijn observaties in de natuur een missie om anderen het belang van duurzaamheid in te doen zien. In dit boekje echter gaat hij vooral in op de schoonheid en de emotie van het weer.

Het weer kan gevaarlijk zijn, het kan zacht zijn, het kan nat of koud zijn, het kan zonnig of benauwd zijn: Reinier ziet er altijd wel iets moois in. Dat onderbouwt hij met veel kennis. Het boek verschaft bijvoorbeeld inzicht waarom de langste dag lang niet altijd de warmste is (afkoelende of juist opwarmende invloed van de zee), hoe ijzel ontstaat (er valt neerslag uit een hogere en warmere luchtlaag), dat op de wadden een hittegolf nooit voorkomt (er is en zeer strikte bepaling van wat een hittegolf is en die wordt het snelst ver van zee bereikt) en dat het 93% van de tijd droog is (een jaar telt 8760 uren en het regent in Nederland gemiddeld 37.000 minuten ofwel 615 uur).

Emotie krijgt ook een ruime plaats in dit boek. ‘Als het buiten zachtjes waait, horen we het geluid van de wind amper. Maar omdat de wind riet of bladeren in beweging brengt, horen we wel het ritselen van de bladeren of het wiegen van het riet. Als de wind toeneemt, worden deze geluiden vanzelfsprekend luider. Bij storm raakt de hele lucht vervuld van windgeluiden. Het is een bonte kakofonie van tonen. Diepe bastonen en hoge fluittonen, het zit er allemaal bij. Persoonlijk kan ik intens genieten van zo’n stormachtig concert.’ Een schitterende climax. Emotie zit hem ook in de veelheid aan afbeeldingen die het boek kent. prachtige detailfoto’s, afgewisseld met fraaie sfeerplaten. De meeste foto’s zijn gemaakt door Teun Veldman.

Nog een belangrijk aspect waaruit blijkt dat het weer niet zomaar een baantje is voor Reinier van den Berg: er is een ruime plaats voor God ingeruimd als Schepper en Meester van het weer. Dat blijkt uit de vele (christelijke) gedichten die Van den Berg heeft opgenomen in het boek. Maar ook zijn er bijbelteksten en af en toe maakt Reinier zelf een toepassing, bijvoorbeeld door erop te wijzen dat de Bijbel opent met water, maar tegelijk toewerkt naar water dat eeuwig leven geeft.

Structuur

Qua structuur heeft Van den Berg wel een poging gedaan de inhoud te ordenen. Het boek opent met de winter (dus ook met de maand december) en werkt de opeenvolgende seizoenen en maanden af, die elk weer worden gekoppeld aan een meteorologisch fenomeen. Die laatste lijken er af een toe een beetje bijgezocht. Sommige zijn logisch, sneeuw en ijs heb je nu eenmaal vaker in januari dan in juli, maar van andere ontgaat me het verband. Waarom is het heelal bijvoorbeeld gekoppeld aan december? Daarnaast zijn de onderscheiden thema’s soms ook van een ander kaliber. Heelal, winterse kou, water, duurzaam; het zijn allemaal verschillende zaken.

Het maakt het werkje tot niet zozeer een leesboek met een stevige lijn, maar veel meer tot een aangenaam bladerboek waar je menig verloren momentje in verzeild raakt.

Magnis, Esther Maria | Mintijteer

Esther Maria Magnis - MintijteerIn Mintijteer doet Esther Maria Magnis verslag van haar proces van rouwverwerking. Dat doet ze op persoonlijke en ontroerende wijze. Maar tegelijk stuit ze in haar rouwverwerking op universele vragen die tot nadenken stemmen.

Esther is een meisje dat in haar vroege jeugd al innerlijk overtuigd is van het bestaan van God en hem in haar leven omarmt. In een bijzonder moment op het strand ervaart ze Gods aanwezigheid: De wereld trad niet terug, maar ik kwam uit haar naar voren. Midden uit de nacht, want mijn naam klonk in mij na. Op een manier waarop ik zelf niet sprak. (…) En toen was ik er plotseling vrijwel zeker van, en het schoot eruit: ‘Ach, bent u God?’

Maar op haar vijftiende gebeurt het verschrikkelijke: haar vader deelt mee kanker te hebben. Uiteraard levert de vader strijd en Esther bidt voor wat ze waard is. Samen met haar broer en zus smeekt ze dagelijks op zolder om genezing van haar vader en ze haalt er veel kracht uit. Toch worden haar gebeden niet verhoord en haar vader verliest het leven, Esther verliest haar vader.

Esther, die zo rotsvast weet dat God bestaat, zo zeker wist dat Hij haar vader kon genezen, raakt in een diepe crisis. ‘De liefde blijft, maar haar doel is verdwenen, foetsie. Dan moet je de liefde ergens in het verleden verankeren, dan heb je lief met terugwerkende kracht, dan laat je je hond opzetten of je zet de urn op de schoorsteenmantel. (…) Wie dat niet wil, wie zo de dood niet in de ogen wil kijken, die kan alleen maar zijn liefde laten sterven met degene die sterft, om zo van de liefde verlost te worden. Want als die persoon niet meer bestaat, nergens meer, dan is mijn liefde overbodig.’

Titel en cover

Het is een boek met een bijzondere cover en een zo mogelijk nog opvallender titel. Het is een ruw geschilderde clown die niets vrolijks heeft. In een hoofdstuk wordt verdriet namelijk uitgebeeld als een naargeestige clown die een hele voorstelling verpest. Daar kan het publiek niet mee omgaan en ze redeneren de clown weg of zijn boos op de Directie die de clown toe heeft gelaten. Het is Magnis’ metafoor om aan te geven dat de werelghd niet om kan gaan met verdriet en het al helemaal niet kan rijmen met het bestaan van God. De titel is een ‘mondegreen‘, een verkeerd verstane tekst uit een lied dat Esther in haar kinderjaren leerde (En ook mij bemint Hij teer). Als ze zich het woord weer herinnert, hangt daar een wereld van vertrouwen aan vast en kan ze weer bij haar geloof dat zo ver was weggeraakt.

Een prachtig boek waarin de emoties voor het oprapen liggen. Wie met rouw te maken had, vindt in dit boek vele aanknopingspunten om tot verwerking te komen. Maar ook de worsteling met het geloof en de acceptatie van het slechte in je leven zijn thema’s die het lezen van dit boek tot een rijke leeservaring maken.

Schoeman, Karel | Verliesfontein

Karel Schoeman - VerliesfonteinKarel Schoeman is niet zo heel bekend in Nederland. Het overgrote deel van zijn werk is niet in het Nederlands vertaald. Het gaat dan ook vaak om historisch of biografisch werk. Maar dat maakt het werk dat wel vertaald is niet minder de moeite waard, integendeel. Schoeman heeft klasse, dat merk je al op de eerste pagina’s. Een schrijver die zichzelf kan beheersen en de gebeurtenissen in laag tempo brengt, als een arbeider die stenen sjouwt op het heetst van de dag in Afrika.

Het boek Verliesfontein is het derde deel in een serie romans met Afrika als decor. Dit deel gaat over de Afrikaanse Boerenoorlog. Het derde dat verscheen, feitelijk het eerste deel van de serie. De Boerenoorlogen waren twee oorlogen tussen de boeren van transvaal, directe afstammelingen van Nederlanders die daar waren gekoloniseerd en Engelsen, die probeerden van de zuidelijke staten van Afrika een federatie te maken. Het boek speelt zich af tijdens de tweede Boerenoorlog, die uiteindelijk door de Engelsen wordt gewonnen.

Het boek opent bij Eddie, een journalist op weg om in het gehucht Fouriesfontein een foto te maken van het graf van een man waarvan hij weet dat hij is omgekomen in de Tweede Boerenoorlog. Maar op weg er naartoe rijdt zijn chauffeur er bijna voorbij, omdat het gehucht niet te zien is vanaf de weg. Op de plaats waar het ongeveer moet zijn, stapt Eddie uit en hij zet een aantal stappen in de richting van het vermeende dorp. Hier zit een passage in het boek die Schoeman gebruikt om van het heden naar het verleden te gaan en die magisch-realistisch aandoet. Voelt wat vreemd aan, gezien de rest van het boek. Feit is dat Eddie verdwijnt in de wolken stof van warm Afrika en dat stemmen uit het verleden opklinken.

Stemmen

Drie stemmen om precies te zijn. Schoeman laat eerst Alice aan het woord, de dochter van een Engelse rechter. Zij duikt in haar herinneringen en diept er een beeld op van de oorlog. Ze weet nog vooral de feestjes op te noemen, de relaties die er waren, de dingen die een jong meisje bezighouden. Ze merkt vooral dat ze na de oorlog overal buiten komt te staan, dat ze geen vriend overhoudt. Het is haar kijk op de zaak, haar perspectief. Ze verschuilt zich achter haar slechte geheugen.

De tweede persoon die aan het woord komt is Kallie, de bescheiden secretaris van de Engelse rechter. Het is een sociaal wat onbeholpen jongen, die zijn bewondering voor Alice maar moeilijk weet te uiten, hoewel hij de rechter zeer na staat. Doordat hij opgeklommen is uit het arbeidersmilieu en bij de middenklasse is gaan horen, komt ook hij alleen te staan. Hij verschuilt zich in zijn herinneringen achter zijn drukke bezigheden en het feit dat hij niet de verantwoordelijkheid droeg, toentertijd.

Dan komt nog juffrouw Godby aan het woord, die zich vooral druk maakt over de gewone kleine gebeurtenisjes van een dorp. Ze is echter wel de enige die zich druk maakt om het onrecht dat Adam Balie wordt aangedaan en probeert daar wat aan te doen, hoewel er anderen zijn die daar meer verantwoordelijkheid in dragen.

Slow read

De sfeer zo kort na de oorlog is zo goed getroffen door Schoeman. Mensen willen vergeten, ook al zeggen ze van niet. Mensen zijn betrokken, ook al beweren ze van niet. Niemand gaat vrijuit, ook al beweert men van wel. Het zijn altijd anderen die het verkeerd deden en zo woedt een oorlog nog na het sluiten van het officiële verdrag nog jaren door in de harten en hoofden van hen die erbij waren.

Qua stijl doet Schoeman erg aan Marilyn Robinson denken. Het trage proza reikt je voorzichtig steentje voor steentje aan, waardoor langzaam de contouren van het thema ontstaan. Een heerlijke ‘slow read’.

Ook interessant: een lezing die uitgever Pieter Rouwendal op 20-09-2016 gaf in het Zuid Afrikahuis.

Kundera, Milan | De ondraaglijke lichtheid van het bestaan

Milan Kundera - De ondraaglijke lichtheid van het bestaanDe ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Het is zo’n titel die op zich al poëzie is, zo’n titel die maakt dat je dat boek dat er bij hoort wilt lezen. Het is een boek uit 1984. Het is het jaar waarvan George Orwell voorspelde dat alles wat ons menselijk maakt zou zijn uitgebannen en de mens zou zijn geprogrammeerd tot een machine. Het werd het jaar waarin Milan Kundera de liefde doorgrondde. Of in elk geval een poging deed.

Chirurg Tomas ontmoet Tereza voor het eerst als ze hem bedient in het restaurant en hij haar het gevoel geeft dat ze werkelijk gezien wordt. Hij reist weer terug naar Praag, waar hij woont en een goede week later staat ze plotseling op zijn stoep. Heerlijk, vindt Tomas, maar tegelijkertijd een probleem, want hij heeft nogal veel vriendinnen en hij omarmt de filosofie dat hij nooit een voorkeur mag laten merken omdat dan de balans in dat kaartenhuis zoek is.

Toch verovert Tereza zijn hart en kiest hij voor haar. Het is een van de eerste contrasten die Kundera opwerpt in het boek: monogamie of polygamie. Tomas heeft het er nogal moeilijk mee: hij houdt werkelijk van Tereza, maar werkt zich steeds verder in de nesten door er toch minnaressen op na te houden. Een van Tomas’ minnaressen houdt er zelf ook een minnaar op na. Maar dat is een volslagen ander type dan Tomas, net als zij zelf een ander type is dan Tereza.

En zo manoeuvreert Kundera zijn personages steeds zo dat hij tot inzicht kan komen hoe de mens en zijn emoties werken. Het levert mooie beschrijvingen op, bijvoorbeeld over het verschil tussen schoonheid en kitsch: ‘Kitsch werkt vlak achter elkaar twee tranen van ontroering. De eerste traan zegt: Wat mooi, kinderen die over een grasveld rennen! De tweede traan zegt: wat mooi om samen ontroerd te zijn door kinderen die over een grasveld rennen! De tweede traan maakt de kitsch pas tot kitsch.’

Of de passage over gezien willen worden: ‘De eerste categorie verlangt naar een eindeloze hoeveelheid anonieme ogen, met andere woorden, de blik van een publiek. De tweede categorie omvat mensen die om te leven veel bekende ogen nodig hebben. Dat zijn de onvermoeibare organisatoren van cocktailparty’s en diners. Dan komt de derde categorie mensen, die er behoefte aan hebben steeds in de blik te zijn van een geliefd persoon. En tot slot de vierde categorie, de zeldzaamste, van mensen die leven onder de denkbeeldige blik van een afwezig publiek. Dat zijn dromers.’ 

Filosofietjes

Het zijn dit soort filosofietjes, het rubriceren van de werkelijkheid die maken dat het een boek is dat je aan het denken zet. Kundera beschrijft de liefde tussen Tomas en Teresa, maar spiegelt die ook aan andere relaties en destilleert zo steeds archetypes van geliefden, lijstjes van liefdestalen, tegenstellingen in liefdesopvattingen, vaak in schitterende oneliners. Jammer dat Kundera niks heeft met de christelijke insteek, daar was ik ook benieuwd naar geweest.

De verklaring van de titel is ook al gebaseerd op een contrast: sommige mensen lijden aan de zwaarte van het bestaan, omdat een liefde en de mislukkingen daarin zo diep gaan en zo moeilijk zijn. Anderen lijden juist omdat alles zo makkelijk voorbij gaat: ‘Sabina kon haar melancholie niet ontvluchten. Maar wat is Sabina dan overkomen? Niets. Ze is weggegaan bij een man omdat ze bij hem wegwilde. Achtervolgde hij haar soms? Wreekte hij zich? Nee. Haar drama was niet een drama van zwaarte, maar een drama van lichtheid. Sabina ging niet gebukt onder een last, maar onder de ondraaglijke lichtheid van het bestaan.’

Krabben, van der, Inge | Tot waar we kijken kunnen

tot waar we kijken kunnen

Inge van der Krabben (1972)  studeerde algemene letteren aan de universiteit van Utrecht, werkte als redacteur en communicatieadviseur voor diverse bedrijven en heeft haar eigen tekstbureau. Ze debuteert met haar roman Tot waar we kijken kunnen.

Tot waar we kijken kunnen is een roman die je een kijkje geeft in het leven van moeder en dochter die een moeizame relatie hebben. Dochter Janne is een gevoelige jonge vrouw met een drukke baan. Als ze mogelijk een kans op promotie heeft stort ze zich volledig in haar werk. Wanneer de promotie niet naar haar gaat, wordt het haar allemaal teveel en ze balanceert op het randje van een burn out. Ze zoekt hulp bij een psycholoog en realiseert zich dat ze nu pas leert om te denken en doen wat ze zelf wil. Altijd heeft ze maar de wil van haar moeder en de mensen om haar heen gedaan. ‘’Was er maar een keer dat haar moeder naar háár luisterde. In een andersom wereld misschien’’. Ze ervaart de relatie met haar moeder als verstikkend. Moeder Diana daarentegen heeft een totaal ander karakter. Haar dochter en zij zijn grote tegenpolen. Zij maakt zich totaal niet druk om wat andere mensen van haar vinden. Als blijkt dat zij kanker heeft weigert zich te laten behandelen. En gaat juist op zoek naar uitvluchtmogelijkheden zoals meedoen aan een talentenjacht en leren zwemmen. Als dochter Janne achter de ziekte van haar moeder komt, zorgt dit ervoor dat hun relatie verandert. In de tijd die hen nog rest gaan ze op zoek naar een nieuw evenwicht om de tijd die ze nog hebben zo goed mogelijk te benutten en mooie herinneringen te maken.

De eerste hoofdstukken van het boek zijn moeilijk door te komen. De perspectieven van moeder en dochter lopen door elkaar, zonder dat je duidelijk begrijpt in welke verhaallijn je zit. Dit maakt het eerste gedeelte van het boek warrig. Later worden de perspectieven wat overzichtelijker en begrijp je meer van de verschillende verhaallijnen beter. Positief aan het verhaal is dat het Inge van der Krabben gelukt is om een luchtig verhaal over een beladen onderwerp te schrijven

Catharijneconvent | Kerkinterieurs in Nederland

Kerkinterieurs in Nederland - Catharijneconvent‘Meer en meer worden kerkgebouwen beschouwd als cultureel erfgoed, als verwijzingen naar de vele, ook spirituele ontwikkelfasen die onze samenleving heeft doorgemaakt. Het zijn krachtige ingrediënten van onze identiteit, die we telkens opnieuw moeten bepalen in een maatschappij die snel verandert van opvattingen, materiële entourage en samenstelling.’ Het is daarom dat museum Catharijneconvent de taak op zich nam niet alleen cultuur-historische attributen in haar pand in Utrecht te verzamelen en te tonen, maar ze nu ook te fotograferen en in boekvorm uit te brengen. Kerken verzamel je nogal moeilijk, vandaar.

Het levert een prachtwerk op. Het boek behelst de interieurs van 100 kerken, 18 uit de Middeleeuwen, 24 uit de 17e eeuw, 16 uit de 18e eeuw, 17 uit de 19e eeuw en 25 uit de 20e eeuw. De aandacht verspreidt zich over protestantse, rooms-katholieke en joodse kerken met immense of juist heel bescheiden afmetingen (en alles wat ertussen zit). Er zijn interviews opgenomen met een voorganger, met een organist, met trouwe bezoekers, met toeristen en ook met de fotograaf, voor wie hulde vanwege de schitterende en passende fotografie.

Uiteenlopend aanbod

Imposant is de imitatie van de St. Pieter in Rome die in Oudenbosch is neergezet: de Basiliek van de HH. Agatha en Barbara. De komst van een gedreven pastoor leidde tot twee initiatieven die Oudenbosch voorgoed op de kaart zetten: de stichting van een jongensinternaat en de bouw van de genoemde basiliek. Het is misschien wel Nederlands meest on-Nederlandse kerk, hoewel hij door de Nederlandse bouwmeester Pierre Cuypers  is gebouwd. Maar die naam komt veelvuldig voor in het boek en die voerde ook gewoon maar opdrachten uit.

Daarbij vergeleken is de dorpskerk van Krewerd eufemistisch bescheiden te noemen, maar dat is het leuke aan dit boek: in de meest onooglijke kerkjes weten de schrijvers nog veel unieke details te ontwaren en valt er nog veel af te leiden over kerkbouwprincipes van die tijd.

Ook mooi: de schuilkerken worden zichtbaar gemaakt. Dat zijn veelal kerken die in de tijd van de nadere reformatie niet in de openbare ruimte geduld werden en slechts vermomd als huis of andersoortig pand mochten bestaan. Het zijn er aardig wat en het geeft met terugwerkende kracht een beeld van een intolerant Nederland dat wij niet meer kennen.

Het boek wordt ingeleid door Justin Kroesen en Sible de Blaauw. De schrijvers geven een mooi overzicht waarom welke interieurstijl in welke periode leidend was, wat het effect is geweest van heftige perioden als de Reformatie met de Beeldenstorm, maar ook wat het dreigende gevaar is van de secularisatie. Maar het gaat de heren vooral om het verlies aan historisch cultuurgoed, niet om de teloorgang van het geloof. Want dat stalt dit boek natuurlijk ook wel heel duidelijk uit.

Claudel, Philippe | De boom in het land van de Toraja

Philippe Claudel - De boom in het land van de TorajaPhilippe Claudel overdenkt in De boom in het land van de Toraja het leven. Letterlijk. Het verhaal gaat over een van zijn beste vrienden die kanker krijgt (‘Ik heb een gemene kanker’) en na een ziekbed komt te overlijden. Terwijl deze gebeurtenissen zich voltrekken, moet de hoofdpersoon (die anoniem blijft) grip zien te krijgen op het leven en de relaties die hij nog wel heeft en de betekenis die hij aan het leven wil geven. Claudel stopt het boek tjokvol thema’s zonder dat het boek programmatisch of overvol wordt.

Het boek gaat over ziek zijn: ‘Wanneer worden we ziek? Als alles goed gaat of als alles slecht gaat? In de monotonie van dagen die allemaal op elkaar lijken? Of juist in de ontregeling, bij een breuk in het leven van alledag?’ Het gaat over de verhouding die elk mens heeft met zijn eigen lichaam, een lichaam dat niet meer wil, het lichaam dat we ons in onze eerste jaren hebben moeten toe-eigenen en nu een last wordt.

Het boek gaat ook over oud worden: ‘Mijn moeder is niet dood en toch bezoek ik haar zelden. (…) Ze leeft nauwelijks. Of op een andere manier. Anders dan hoe de meeste mensen het leven kennen. Haar lichaam overleeft, in een rolstoel in een bejaardentehuis van het kleine stadje waar we woonden.’ Ook tijd beschrijft Claudel in zijn boek: ‘Hier is de tijd anders dan buiten. Hier bezit hij een viscositeit die de tijd kleverig maakt, die de uren laat samenklonteren tot zware massa’s van een haast onaardse dichtheid.’ 

Het boek gaat ook over taal, hoe in taal een leven kan worden voortgezet dat in werkelijkheid al is afgelopen.‘Deze tekst wordt de plaats waar onze vriendschap zich afspeelt. Eugene is hier, op deze bladzijden, in deze regels of ertussen.’

Het boek gaat ook over perspectief, over het punt van waaraf we onze omgeving bezien. ‘Je leeft altijd met een onvolledig beeld van jezelf. je kunt jezelf nooit kennen zoals een ander je ziet. Voor jezelf ben je meestal maar een platte voorkant (…)’.

Maar bovenal gaat dit boek over leven en dood. Leven in het aanschijn van de dood zet alles in een ander licht. Relaties worden anders gewaardeerd, de dingen die je doet krijgen een andere betekenis, nalatenschap wordt belangrijk. Claudel gelooft niet in God, althans hij heeft het er nauwelijks over in zijn boek. Als christen mis ik dat, maar het maakt de zaken die hij wel bespreekt niet minder belangrijk. Stilistisch is Claudel erg begaafd. Het boekje leest haast als poëzie. Zeker geen pageturner, maar een prachtig werkje om wat van de beperkte tijd die we hebben mee te verdoen.