Pechtold, Alexander | Optimist in de politiek

Pechtold for president! Tenminste… als het aan hemzelf ligt. Dat valt tussen de regels door wel te lezen in zijn persoonlijk relaas getiteld Optimist in de politiek. Alexander Pechtold vat zijn politieke visie samen met de leus op een verkiezingsposter uit 1922. Hierop staat een schip afgebeeld dat tussen twee extremen vaart: reactie en revolutie. Boven het zeilschip staat ‘Houdt koers!’ Dit zeilschip, het Schip van Staat, laveert tussen de beide rotsen.

 

‘(…) een persoonlijke leidraad: trouw blijven aan principes en idealen, ongeacht het politieke klimaat. Ideeën zijn er om de koers op te bepalen en niet om applaus mee te oogsten. Je niet laten verleiden om naar de flanken te hellen, maar een op vooruitgang gerichte route blijven varen en daarmee verantwoordelijkheid nemen en vertrouwen winnen.’

Pechtold, erudiet voorman van D66, bevlogen politicus en optimist, schetst in zijn boeiende boek de beweegredenen en opdrachten die hij voor de toekomst ziet. Zo ziet hij de taken voor zich om de tekortschietende democratie nieuw leven in te blazen, wil hij een nieuwe weg inslaan met Europa en wil hij (her)nieuw(d)e glans geven aan de idealen van sociale rechtvaardigheid en gelijke kansen voor iedereen. Hij ziet die opdrachten als reactie op het toenemend pessimisme van onze tijd. Er heerst onvrede, onmacht. Hoewel het populisme mensen anders voorspiegelt, is er alle reden voor optimisme richting de toekomst en voor vertrouwen in de gevestigde politiek.

Het eerste hoofdstuk geeft ons een interessante kijk in de geschiedenis, de familiegeschiedenis van Alexander Pechtold. Niet-christelijke ouders die Alexander naar de protestants-christelijke school lieten gaan, waar hij vervolgens elke week trouw zijn psalmversje leerde, een omgeving zonder Sturm und Drang, een meer vrijzinnige opvoeding thuis en het indringende Indië-verleden van vader stempelden het leven van de (jonge) Pechtold. Zijn ouders hanteerden het motto: ‘Geen schuwe apen!’ Ze spoorden Alexander en broer Roland zo aan soms gewoon hun nek uit te steken, dingen te proberen, kansen te zien en… te pakken! Een van de meest invloedrijke personen voor Alexander was zijn (hoe kan het ook anders) docente Nederlands, Elly Groenenboom. Het was een vrouw die grote betrokkenheid toonde bij haar leerlingen. Zij zag dat Alexander de planken maar eens op moest, het toneel lonkte. Ook zij hanteerde ‘Geen schuwe apen!’ Hup, de planken op. Zo leerde Alexander de fijne kneepjes van het vak: spreken voor publiek. Over voorbestemming gesproken…

In een van de volgende hoofdstukken vertelt Pechtold dat, mocht het D66 niet lukken in het kabinet te komen in 2017, het wellicht tijd wordt voor een nieuw gezicht. Pechtold heeft zijn ‘schuwe aapje’ van zich afgegooid na 10 jaar oppositie voeren. Hij heeft grote ambities met Nederland. De beste plek om woorden om te zetten in daden is de regering. Hij legt de lat bewust hoog voor zichzelf. Hij stipt verder aan dat drie mensen voor hem een inspiratiebron vormen: zijn vader, Hans van Mierlo en Jan Wolkers. Hij beschouwt deze mensen als norm.

En Geert Wilders? De ‘eeuwige aartsrivaal’ van ‘mannetje’ Pechtold? Hij komt zeker aan bod:

 

‘Ik zal me blijven verzetten tegen het schreeuwerige taalgebruik van Geert Wilders, de politieke oplichter die nog nooit iets heeft waargemaakt van wat hij belooft. En tegen het steeds maar weer verleggen van morele grenzen van andere politici.’

De vergelijking met de jaren dertig van de vorige eeuw en de figuur van Wilders blijft Pechtold benoemen:

 

‘(…) ik ga niet mee in die nieuwe politieke correctheid dat ik het niet zou mogen doen. Dat je niet meer mag benoemen wat het is. Ik laat me de mond niet snoeren. Dan ga je op een hellend vlak. En is straks niets meer extreem.’

In Optimist in de politiek fileert en analyseert hij wat hem bezighoudt, wat hem bezielt, wat zijn verlangens zijn, waar hij voor gaat en staat. Pechtold heeft een prachtig, puik, politiek boek geschreven. Zijn trouwe, licht waterige hondenogen spatten van de cover af. Of zijn theorie praktijk wordt, weten we na 15 maart 2017.

Eerder geplaatst op: www.hebban.nl

Wolters, Octavie | Voorland

Octavie Wolters (1977) studeerde af in moderne Nederlandse letterkunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Haar debuut is getiteld: Voorland.

‘Het was het eeuwige ritme van de aarde. Het afsterven, de wedergeboorte, als een aangeslagen toon waarin voor altijd de grondtoon van een lagere octaaf doorklinkt. En de mens in wie, telkens opnieuw, het land zich verankerde. Alles anders, alles hetzelfde.’

Het land, het Limburgse land, is begin- en eindpunt van de proloog. Diep indringende landschapsbeschrijvingen beroeren de zintuigen van de lezer. Het is de rivier zelf, meanderend door het heuvellandschap, die de lezer meetrekt in de emoties van de verhaalpersonages. Het is de kerk op de heuvel, overal bovenuit stekend, die het bewijs van het verleden is, ‘dat niets ooit voorbijgaat en dat alles aan elkaar verbonden is, een lange keten van schakels die haast onzichtbaar, op het scherp van de snede aan elkaar gesmeed zijn.’

Het eerste deel van Voorland begint op 5 april 1969. Wolf Haasting verwekt zijn kind. ‘Ik wil geen kind, het is niet goed.’ Op datzelfde moment blaast aan de andere kant van het dorp zijn vader, Willem, zijn laatste adem uit. Zijn vrouw Johanna is enig getuige. Een slopend ziekbed maakt een eind aan het leven van vader Willem. De oogstrelende woorden die Octavie gebruikt om dit proces zichtbaar en voelbaar te maken en de schitterende details in het ziekenkamertje (de piëta op het kastje, de parfumflesjes op een rij en de spiegel op de lage kast) vormen de opmaat naar meer. Tegen het eind van het boek komen dezelfde details terug, maar dan in een ander tijdperk, in het leven van de kleinzoon van Willem en zoon van Wolf, Otto.

Na de dood van vader en tijdens de zwangerschap van Heleen, Wolfs vrouw, trekt Wolf zich geregeld terug in zijn domein, het biologielokaal van de school waar hij werkzaam is als biologiedocent. Hier voelt hij zich geborgen, hier voelt hij zich in zijn element samen met de tetra’s in zijn aquarium. Zij zijn voor hem als kinderen, kinderen die hij niet wenst. De liefde voor de tetra’s en zijn machteloze liefdeloosheid jegens Otto worden poëtisch beschreven in Voorland.

Naarmate het boek vordert, we hebben dan al de nodige tijdswisselingen gehad (1968 en 1969 wisselen elkaar af), belandt de lezer in het tweede deel, eind jaren negentig van de 20e eeuw. Hierin zien we dat Otto volwassen wordt en zelf ook een kind verwekt bij zijn vrouw, An. Otto is inmiddels archeoloog en krijgt de opdracht om in het zuiden van het land een opgraving te doen. Hij belandt hierdoor weer in zijn vroegere dorp waar hij is opgegroeid. Ook hier poëtische flashbacks die inzicht geven in gevoelens en gedragingen van de verschillende, treffend uitgewerkte, karakters.

Op het eind van het verhaal maak je de sprong naar 2015 in de epiloog. Hier maak je kort kennis met Ude, de dochter van Otto en An. Het boek eindigt waar het mee begon, met een rake toevoeging waarmee de thematiek van het verhaal binnendreunt: ‘Alles anders, alles hetzelfde, altijd nu.’ De eeuwige cycli van leven en dood, van het ene geslacht dat gaat en het andere geslacht dat komt, het gevoel dat alles verandert in en om je heen en tegelijk alles hetzelfde blijft, is zo bijzonder verwoord, dat je dit alleen maar zelf kunt genieten en bewonderen.

Voorland is uitermate geschikt om gelezen te worden door scholieren uit de bovenbouw van havo en VWO. Er is sprake van een pakkende stijl van schrijven, vele motieven (die ik nu niet verklap, kom daar zelf maar achter), een geweldig thema, fraai uitgewerkte karakters, schitterende tijdssprongen en poëtisch proza.

‘De kist zakte in de diepte. Het gat sperde haar muil open en slokte het lichaam voor eeuwig op. Het land dat tot zich nam…’

 

 

 

 

Riddle, A.G. | De oorsprong

A.G. Riddle leidde jarenlang internet-startups, totdat hij zijn grote passie ontdekte: schrijven. Gelukkig voor de liefhebber van spannende verhalen met erdoorheen gevlochten puzzels, avonturen en veel, heel veel geheimzinnigheid. De oorsprong is deel 1 uit de Atlantis-trilogie. In januari 2017 mogen we deel 2 getiteld Het virus verwelkomen. En later in het jaar komt deel 3 uit.

‘Het geloof is onze wanhoopspoging om de wereld om ons heen te begrijpen. En ons verleden te begrijpen. We leven in het duister, omringd door mysteriën. Waar komen we vandaan? Wat is onze functie? Wat gebeurt er als we dood zijn? Het geloof geeft ons ook nog iets anders: normen en waarden, de begrippen goed en kwaad, richtlijnen voor menselijk fatsoen. Maar het geloof is een instrument, dat net als alle instrumenten misbruikt kan worden.’ Zo verwoordt een Tibetaanse monnik het tegen Kate Warner, een van de hoofdpersonages in dit deel. Met deze woorden zitten we letterlijk en figuurlijk middenin het verhaal. En over die vraag gaat het met name in dit boek: waar komen we vandaan? Van wie stammen we af? En hoe overleven we de toekomst? De Oorsprong gaat dieper in op deze vraag en doet dit aan de hand van het bekende volk en rijk van Atlantis; een interessante en aangename invalshoek. Creatief en origineel. Wel zo belangrijk om je als auteur te onderscheiden in het woud van avonturenverhalen over herkomst en toekomst van de menselijke beschaving, het langzaam maar zeker toewerken naar het einde der tijden en daarbij de inzet van een levensgevaarlijk en zeer bedreigend virus.

Op Antarctica wordt een onderzeeboot gevonden diep in het ijs verborgen. Onderzoekster Kate Warner wordt op de zaak gezet. De ontdekking die ze doet is erg gevaarlijk voor haar en voor het hele menselijke ras. De volgende fase in de evolutie zou bereikt kunnen worden door haar baanbrekende ontdekking. Maar als de sleutel hiertoe in verkeerde handen valt, zou dit tevens het eind van de wereld kunnen betekenen. Geheim agent David Vale weet een zeer gevaarlijke boodschap te decoderen. Er is maar een persoon op de wereld die hem kan helpen: Kate Warner. Een wereldwijde samenzwering moet aan het licht gebracht worden om de waarheid te achterhalen over de oorsprong van Atlantis – en de mensheid. Doel van de tegenstanders? Niets minder dan het mensdom uitroeien. Kate en David binden de strijd aan tegen deze samenzweerders; mits ze het overleven.

Het verhaal zelf is soms best ingewikkeld. Maar door de duidelijke tijd- en plaatsaanduidingen boven de hoofdstukken helpt het je als lezer wel het verhaal te volgen. Een prima structuur dus. Houd je hoofd er goed bij wanneer het evolutionistisch gedachtegoed aan de orde komt. Herlezen is geen overbodige luxe in dat geval. Het plot is spannend. De stijl snel. De lezer wordt voortgestuwd naar een stevige finale. Een open eind zorgt ervoor dat je reikhalzend uitkijkt naar het vervolg. Nog even geduld a.u.b.!

Sveen, Gard | De hitte van de hel

Gard Sveen (1969), auteur van het mogelijk bekende boek De doden hebben geen verhaal, komt nu met zijn tweede zeer spannende thriller: De hitte van de hel. Sveen is werkzaam als senior adviseur bij het Noorse ministerie van Defensie. Een interessante job die hij blijkbaar goed weet te combineren met het schrijven van een spannende thriller.

Sveens tweede thriller gaat opnieuw over inspecteur Tommy Bergmann, hij treft op een donkere avond vlak voor de kerstdagen van 1988 een lichaam aan op een verlaten terrein, een donker bos ver weg van de bewoonde wereld. Het is het lichaam van Kristiane Thorstensen, dochter van Elisabeth en Per-Erik. Het moment dat Tommy het slechte nieuws moet brengen bij de ouders wordt hartverscheurend beschreven: pijnlijk, gedetailleerd, gevoelvol. De proloog eindigt met dit beeld. Deel 1 speelt zich af in november 2004, opnieuw Advent. Opnieuw de donkere dagen voor Kerst. En weer wordt er een lichaam gevonden, nu dat van een zwaargewonde prostituee. Bergmanns herinneringen gaan terug in de tijd. De modus operandi lijkt op die van de moord in 1988. De verwondingen van de jonge vrouw lijken namelijk verschrikkelijk veel op die van de slachtoffers van destijds, slachtoffers van seriemoordenaar Anders Rask. Echter, deze zit opgesloten in een van de zwaarst beveiligde tbs-klinieken van het land.

Dan neemt de moeder van een van de slachtoffers van destijds contact op met de politie. Zij beweert dat de dader van toen niet Rask is, maar iemand anders. En zij weet wie…

Gard Sveen houdt het boeiend van de eerste bladzijde tot de laatste in De hitte van de hel. Vol sfeer, spanning en psychologie. Een thriller waarin alles klopt. Alles past. Alles op zijn plaats valt. En met een einde waar de vonken vanaf spatten. Eerlijk is eerlijk, voor de oplettende thrillerfan en diehard speurder is het einde niet helemaal onverwacht. En ook niet helemaal origineel. Toch is het een thriller die je op het puntje van je stoel bezet houdt.

Aandacht voor wezenlijke vragen en diepgaande bezinning tref je ook aan bij Sveen: ‘Welke god had zo’n wereld kunnen scheppen? Die vraag stelde Elisabeth Thorstensen zichzelf. De wereld was zo verdorven, zo gemeen en onbegrijpelijk dat het bestaan ervan op zich al bewees dat er geen god bestond. Dat wist ze al sinds ze negen was, maar elke keer voelde dat inzicht weer een beetje zwaarder.’ Het is deze vraag en andere waarom-vragen die ruimte bieden voor reflectie. Jammer genoeg is het antwoord, zoals blijkt uit het verhaal, er een van diepe duisternis, zwart als de hel. Er gloort ondanks Advent en de naderende kerstdagen geen licht aan de horizon.

Cronin, Justin | De oversteek

De ‘Justin Cronin-bijbel’ is bijna gereed. In januari 2017 zal deel 3 verschijnen: De stad van spiegels. Met dit boek zal zijn Oversteek-trilogie af zijn. 3 delen goed voor ruim 2200 pagina’s. Ga er maar aan staan! Justin Cronins dochtertje wilde dat pappa een boek zou gaan schrijven met in de hoofdrol een meisje. Dat is gebeurd. Met het schrijven van deze recensie waan ik me opnieuw in de surrealistische en (post)apocalyptische wereld voor, tijdens en na de uitbraak van een enorm dodelijk virus. Hier de neerslag van het lezen van zijn eerste boek uit de trilogie: De oversteek. (2010)

In De oversteek staat voorin aan wie Cronin zijn boek opdraagt: ‘Voor mijn kinderen, geen nare dromen.’ Om op de volgende bladzijde met deel 1 van dit boek te starten: ‘De ergste nachtmerrie van de wereld’. Een grotere tegenstelling is niet denkbaar. Cronin sust de lezer in eerste instantie bijna in slaap met zijn ‘opdracht aan’ om vervolgens genadeloos toe te slaan met de ‘ergste nachtmerrie’. De toon is gezet, de lezer kan aan het werk! Cronin opent het eerste hoofdstuk met een literaire omlijsting, namelijk met Sonnet 64 van William Shakespeare. Ik citeer het eerste stukje: ‘Zie ik, hoe fel de hand des Tijds de pracht / En praal verdierf van lang begraven tijd, / Hoe trotsche torens zijn ten val gebracht.’

Het lieve kleine meisje, Amy Harper Bellafonte ( hoofdpersoon), wordt direct geïntroduceerd door de auteur: ‘Voordat ze het Meisje zonder Verleden werd – Zij die uit het Niets Verscheen, de Eerste en de Laatste en enige, die duizend jaar leefde – was ze gewoon een klein meisje in Iowa dat Amy heette.’ Opvallend is de benaming die aan het meisje wordt meegegeven: de Eerste en de Laatste. De Bijbelse Alpha en Omega. Zie hiervoor het Bijbelboek Openbaring 1: 11 waar deze woorden letterlijk vandaan komen. De indruk wordt gewekt dat ze een soort Jezus is. Een Messiasachtige verschijning. Hiermee is niet alleen de toon gezet, maar geeft het cachet aan de inhoud van het verhaal. Dat Amy deze rol met glans vervult, met inachtneming van haar kind-zijn, wordt duidelijk wanneer we verder in het verhaal komen.

Cronin laat in het hele boek door proeven dat hij Bijbelse kennis en inzichten heeft en die intiem verweeft in zijn verhaal dat verteld moet worden: ‘Vertel eens: geloof je in de almachtige God, Peter?’ (…) Niet echt, ik denk dat het gewoon een woord is dat mensen gebruiken. Nou, dat is jammer. Heel jammer. Want de God die ik ken? Die zou ons altijd nog een kans geven.’ De non Lacey, die in de begintijd de zorg voor Amy had, voelt aan dat het einde van de wereld nabij is en laat zich duidelijk inspireren door Psalm 3.

De oversteek is een dik boek, bijna 1000 bladzijdes. Het voelt aan qua papier en dikte als een Bijbel. Maar wat een inspirerend, onvergetelijk en stoer verhaal! Het is zo vlot geschreven, het kan haast geen belemmering zijn al die honderden pagina’s. De schrijver houdt zijn lezers uren in de greep van zijn waanzinnig mooie verhaal; een mix van diverse genres: fantasyliteratuur, thriller, avonturenroman en psychologische roman. Het is een groots epos van een grootse schrijver. Dit boek doet niet alleen denken aan De beproeving (film:The Stand, 1994) van Stephen King, maar gaat er stevig overheen: Dag King, welkom Cronin!

Oh ja, nog een ding: het verhaal. Waar gaat het over? Tja, als je nieuwsgierig genoeg gemaakt bent, weet je het…over 1000 pagina’s! Neem en lees!

 

 

 

Minier, Bernard | Verduistering

Een lawine die over je heen dendert, een rollercoaster waarin je voortdurend heen en weer wordt geslingerd. Ik zou meer superlatieven kunnen vinden…Maar man, wat een geweldig goed boek! Oke, de clichés zijn niet van de lucht. Maar ik maak graag een uitzondering voor dit boek: Verduistering. Geschreven door de Franse schrijver Bernard Minier (1960). Hij groeide op in de Pyreneeën, werkte als douanebeambte en droomde van een bestaan als schrijver. Het is hem gelukt. En hoe!

Verduistering is prachtig opgebouwd. Het begint met een Ouverture, een proloog als het ware. Elk hoofdstuk dat volgt, heeft als titel een term uit de operawereld. ‘Ik heb altijd al van opera’s gehouden… Het is ongelofelijk hoeveel opera’s over zelfmoord gaan. Maar jouw probleem is dat je te veel waarde aan het leven hecht.’ Zo laat Mila, een van de belangrijkere bijpersonages, weten aan Christine (hoofdpersonage). Knap bedacht! Is er ook een overeenkomst tussen titel en inhoud van het betreffende hoofdstuk? Lastig in te schatten wanneer je niet bekend bent met diezelfde muziekwereld. Maar het doet zeker geen afbreuk. Het geeft daarentegen een zekere extra geladenheid, een toegevoegd spanningselement. Het laatste hoofdstuk is getiteld Finale, het is duidelijk waar het op uitloopt. Een epiloog maakt het verhaal af.

De (spannings)opbouw van het boek is meesterlijk. Een fraaie en geheimzinnige twist helemaal op het eind nodigt uit tot een vervolg. Nog mooier zou zijn als de auteur geen vervolg schrijft, maar de lezer in het extreem ongewisse laat.

Waar gaat het boek over? Radiopresentatrice Christine Steinmeyer ontvangt op kerstavond een mysterieuze, onheilspellende brief waarin aangegeven wordt dat zij degene is die iemand heeft aangezet tot zelfmoord. In eerste instantie denkt ze dat het een grap is, weliswaar een lugubere. Ze vermoedt dat de brief verkeerd bezorgd is. Ze gaat op onderzoek uit. Maar dan gebeuren er zaken in haar leven, kleine en grote, die haar wereld volledig op de kop zetten. Ze is het slachtoffer van een extreem gewelddadige, gestoorde psychopathische stalker. Maar is ze de enige?

Verhaallijn twee: ex-commandant Martin Servaz, die in een psychiatrische instelling verblijft en herstellende is van zijn avonturen uit voorafgaande boeken, ontvangt een envelop met daarin een sleutel van een hotelkamer waar een jaar eerder een gruwelijke moord is gepleegd. Of was het zelfmoord? Servaz pakt de spreekwoordelijke handschoen op en start op eigen houtje een onderzoek naar de raadselachtige (zelf)moord.

Minier weet met Verduistering de diepste angsten van de lezers omhoog te halen. Hij doet dit op stijlvolle wijze: langzame zinnen soms, afgewisseld met korte, snelle dialogen. De schrijfstijl is hier en daar poëtisch, met veel beeldspraak erin.

‘Uit het holst van de nacht en de diepste slaap komen stemmen omhoog die we liever nooit horen. Het lijken herinneringen aan de angsten uit onze jeugd toen elk voorwerp, iedere vorm in de kamer, als het licht eenmaal uit was en de deur dicht, in een monster kon veranderen, toen we, diep in ons bed – die reddingsboot op de verontrustende golven van de nacht – ons zo bewust waren van onze kwetsbaarheid en kleinheid. Die stemmen herinneren ons eraan dat de dood bij het leven hoort en dat de vergankelijkheid nooit ver weg is. Dat alle muren die om ons heen bouwen nauwelijks sterker zijn dan het strooien en houten huis uit het sprookje van De drie biggetjes.’

Op geraffineerde wijze verbindt hij ruimtevaart, stalking en psychologie met elkaar. Naar adem happend verslind je bladzijde na bladzijde. Om uiteindelijk met opgeheven hoofd uit de ‘sneeuwbergen’ tevoorschijn te komen.

Kamp, Elly | Ferdinand en Johanna

publication-633

Wie Bordewijk zegt, zegt Bint. En Karakter. Voor de literatuurliefhebber en de bovenbouw HV-scholier zijn het geen onbekende namen: Katadreuffe en Dreverhaven, Bint, De Bree, Klotterbooke en Te Wigchel. Welkom in de Hel…Neerlandica Elly Kamp schreef een biografie over het leven en werk van Ferdinand Bordewijk. Bijzonder is dat het hier gaat om een dubbelbiografie, want ook het muzikale leven en werk van zijn iets minder bekende vrouw Johanna Bordewijk- Roepman (componiste) wordt beschreven.

Kamp beschreef in een eerder werk al het leven van het echtpaar Bordewijk en publiceerde reeds over een andere bekende literaire grootheid: Willem Frederik Hermans.
Kamp stelt in haar voorwoord de vraag wie de man is achter het werk. Wat weten we nu van de persoon Ferdinand Bordewijk? Wie is zijn vrouw? Was zij de klassieke vrouw achter de schrijver, of was er meer? Op grond van gedegen onderzoek en gestoeld op minutieus archiefonderzoek is Kamp erachter gekomen dat zij echt een persoonlijkheid was. Een vrouw met een eigen carrière.

Bordewijks schrijven was een liefhebberij voor hem. Hij schaamde zich zelfs een beetje, maar tegelijk was de drang om te schrijven erg groot. Hij kon het gewoon niet laten. Nadat Elly Kamp zich had verdiept in het leven van Bordewijks vrouw kwam ze erachter dat zij de sleutel zou kunnen zijn voor het beter begrijpen van de schrijver Bordewijk. Haar leven was een studie op zich waard. Vandaar deze dubbelbiografie. Het doel: antwoorden geven op vragen en laten zien dat Ferdinand en Johanna emotionele en eigenzinnige mensen waren, die dankzij hun talent en ambitie bijzondere kunstenaars werden.

Het doel is ruimschoots gehaald: een prachtige, vuistdikke en gedetailleerde biografie ligt er. Kamp heeft antwoorden gegeven en aangetoond dat meneer en mevrouw Bordewijk de personen waren die ze vermoedde. Ze laat op een stijlvolle wijze zien hoe Ferdinand en Johanna elkaars tegenpolen waren en elkaar haarfijn aanvulden; zowel privé als in hun werk.

‘Zij (interviewers, red.) zagen naast een geremde, afstandelijke en argwanende man een aardige, charmante, spontane vrouw. Met haar opgewekte optreden was ze het tegendeel van een man die somberheid uitstraalde. Humor hadden ze beide, al uitte zich dat bij Johanna in een spontane lachbui, en vangen we bij Ferdinand niet meer op dan een glimp van een glimlach.’

Uitgebreid beschrijft Kamp in hoofdstuk 6 de roman Bint. Het maakte Bordewijk bekend en berucht. Kritiek en applaus levert het hem op. Maar wat is nu het thema? Wat schuilt er ten diepste achter het verhaal Bint? Is er sprake van bewondering voor het fascisme en nationaal-socialisme? Bint verscheen in 1934: de opkomst van Hitler en het nationaal-socialisme.  

‘Tegelijk is ‘de school van Bint’ een symbool geworden. Het staat voor een strenge, rechtlijnige pedagogie die een voorbeeld kan zijn voor het huidige onderwijs met zijn tekort aan gezag en teveel aan begrip voor de leerlingen. Niet dat dit regime moet worden overgenomen, maar een beetje meer Bint zou geen kwaad kunnen menen velen.’

Dit hoofdstuk, evenals de bespreking van andere werken van Bordewijk in een deel van het boek, schreeuwt erom grondig gelezen en bestudeerd te worden. Een heldere literatuurlijst, intrigerend fotomateriaal en verwijzingen achterin dit boek maken deze dubbelbiografie af. Chapeau!

Eerder gepubliceerd op: www.Hebban.nl

Weber, Felix | Tot stof

In Tot stof vertelt auteur (pseudoniem) Felix Weber een op zich interessant verhaal. De uitwerking ervan valt tegen.

Verzetsstrijder Siem Coburg woont op een afgelegen woonboot. Hij heeft zich uit het ‘gewone’ leven teruggetrokken. Na de dood van zijn geliefde Rosa heeft hij zich van de wereld afgekeerd. Dan wordt hij in 1949, enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog, opgezocht door een boer die hem tijdens de oorlog heeft gered. Coburg ontkomt er niet aan, hij staat immers in het krijt bij deze boer, en gaat op onderzoek uit. Het gehandicapte kleinkind van de boer, verblijvend in een Rooms- Katholiek internaat voor geestelijk en lichamelijk gehandicapte kinderen, is onder zeer verdachte omstandigheden om het leven gekomen. Wanneer Siem Coburg vertrekt naar Limburg om de zaak te onderzoeken en zijn oor te luister legt bij de inwoners van het dorp waar het internaat onder valt, blijken de mensen liever te zwijgen dan te spreken. Dan ontdekt Coburg dat de ene na het andere kind onder verdachte omstandigheden sterft. Daarop keren de geestelijken en de inwoners van het dorp zich tegen de nieuwsgierige buitenstaander.

Hier gaat het wat mij betreft mis. De zaak blijft vaag, de inwoners keren zich zeker niet massaal tegen Siem, en er is een geestelijke die het op zijn zachtst gezegd niet waardeert dat Siem eventuele misstanden aan de kaak wil stellen. Ik moet eerlijk zeggen dat de flaptekst spannender oogt dan het verhaal zelf is. Van een regelrechte thriller is zeker geen sprake. Het verhaal over de verdachte sterfgevallen in het internaat en de psychische gevolgen voor Siem na de vreselijke gebeurtenissen in de oorlog vind ik matig uitgewerkt. Het verhaal zelf leest prima, vlot.

Er zijn passages in het boek die je zeker stimuleren tot bezinning. Bijvoorbeeld de toestand van de gehandicapte kinderen: is dit een straf van God of niet?  ‘Ik heb er lang mee geworsteld, maar dit is geen straf van God. We moeten accepteren dat er voor dit lijden geen verklaring is, het is volstrekte willekeur. het is wreed zonder dat we een schuldige kunnen aanwijzen. Wat zou God met een dergelijk zinloos lijden te maken kunnen hebben? Mijn God niets. En die van jou, Anselmus?’

Broeder Felix, een van de geestelijken in het internaat, is opgenomen geweest in een kliniek. Dit vanwege zijn ervaringen in de Eerste Wereldoorlog. Hier tekende hij, een vorm van therapie: ‘Iets buiten mij heeft mij die kracht gegeven, en wat kon dat anders zijn dan het goddelijke. Dat alles bestuurt, een hogere macht. En wat kon die hogere macht anders zijn dan God? Hij heeft me doen tekenen, dacht hij. Hij heeft mijn hand gestuurd.’

Deze en andere passages in Tot Stof  geven de lezers stof tot nadenken.

 

Craven, Tracy Leininger | Toch ben ik niet alleen

253661Zij kwamen vanuit Duitsland om een nieuw leven te beginnen in Amerika. Maar alles veranderde op die ene dag.Tracy Leininger Craven houdt van geschiedenis en het opnieuw vertellen van waargebeurde verhalen in de vorm van historische fictie. Toch ben ik niet alleen is hiervan een voorbeeld. Tracy is getrouwd en moeder van drie kinderen.

Barbara en Regina Leininger wonen samen met hun ouders en twee grote broers in het Amerikaanse Kolonisatiegebied tussen de Blauwe Bergen van Pennsylvania. Het godvrezende gezin leefde er in geluk en vrede, zelfs met de indianen. Tot op die ene dag. Barbara en Regina worden gevangengenomen door indianen. Barbara is blij dat zij Regina nog heeft. Maar ook zij wordt op een dag gescheiden van haar zus. Beide meisjes worden opgenomen in verschillende stammen. Barbara houdt stand in haar geloof in God en hoopt dat haar zusje hetzelfde zal doen. Barbara is vastbesloten haar zusje terug te vinden, maar als ze op een dag getuige is van een mislukte ontsnappingspoging slaan wanhoop en angst toe. Na een poosje vertelt Galasko, haar ontvoerder, dat zij binnenkort zullen trouwen. Hoe zou zij kunnen trouwen met iemand die niet in haar God gelooft? Hoe zal ze Regina ooit terug vinden als zij met hem trouwt? Zal ze überhaupt ooit ontsnappen? Er breekt een wanhopige tijd aan voor Barbara.

Duidelijk naar voren komt het thema in Toch ben ik niet alleen: het geloof. Doordat Barbara haar geloof vasthoudt, is zij niet alleen, ondanks dat ze van haar familie is gescheiden. Zij hecht veel waarde aan het geloof waardoor sommige situaties moeilijk zijn, ze zit immers bij indianen die hele andere goden en tradities hebben. Dat levert moeilijkheden op. Zij probeert dan echter te handelen zoals God dat van haar vraagt.

Toch ben ik niet alleen is een boek dat je aangrijpt. Vooral als je na gaat dat het is gebaseerd op een geschiedenis in het voorgeslacht van de auteur. Het boek is goed te lezen omdat het korte hoofdstukjes heeft en het boek zelf niet heel erg dik is. Als je er in begint en een paar dagen laten pas weer verder gaat is het niet moeilijk om weer in het verhaal te komen; een positief punt. Daarnaast kun je het boek ook zo uitlezen. In het boek zit een onverwachte wending wat het boek leuk maakt. Het is goed geschreven. Het boek is ook verfilmd. Bij beide kunnen de tranen in je ogen komen te staan! Een mooie geschiedenis. Het lezen waard.

Reijnders, Maarten | Complotdenkers

Maarten Reijnders - ComplotdenkersMet de komst van Donald Trump als nieuwe president van de USA neemt het geloof in complotten en complottheorieën weer toe. De weg naar de top die Trump bewandelde, evenals diezelfde weg voor zijn tegenstandster Hillary Clinton, is voer voor complotdenkers. Ziehier het onderwerp van het boek Complotdenkers: hoe gevaarlijk is het geloof in samenzweringstheorieën? Maarten Reijnders verdiepte zich erin.

Journalist Maarten Reijnders sprak verschillende complotdenkers over hun (eigenaardige) complottheorieën. Je leest over een veroordeelde ex-journalist die de jacht ontketend heeft op pedo-netwerken met connecties in de hoogst denkbare kringen in ons land en over een succesvolle zakenondernemer die de moord op JFK zou hebben opgelost. Heel interessant en lachwekkend om te lezen!

Het boek begint met een motto, een citaat van Aldous Huxley: ‘Facts do not cease to exist because they are ignored.’ Vervolgens opent het boek met de verwarde Tarik die op 29 januari 2015 de NOS-studio binnendrong. Aanvankelijk bestaat er onduidelijkheid over de motieven van Tarik. Wat deed hij daar en waarom? Voer voor complotdenkers. ‘Wat maakt iemand tot een complotdenker? Wat is nog normaal? En waar begint de gekte? Het zijn vragen die ik me bij het schrijven van dit boek over samenzweringsgelovigen en complottheorieën vaak heb gesteld.’ Het is terecht dat Maarten Reijnders deze vragen als uitgangspunt neemt. Het is soms te bizar voor woorden en ook wel weer heel aannemelijk in enkele gevallen van complottheorieën. Een ‘duivels dilemma’ in je denken is het gevolg.

‘Samenzweringsgeloof komt, net als religie of psychische stoornissen, in gradaties. De een is er ontvankelijker voor dan de ander, maar bijna iedereen valt wel eens voor de verleiding van de complottheorie.’ Heel subtiel zegt Reijnders eigenlijk dat het geloof in complotten in Nederland of daarbuiten gelijkgeschakeld wordt met een psychische stoornis. Interessant! ‘Een van de belangrijkste leerstukken van het samenzweringsgeloof is dat je onwelgevallige feiten mag negeren of wegredeneren. Complotgeloof nodigt uit tot een luie, gevaarlijke manier van denken.’

In Complotdenkers gaat Maarten Reijnders in het begin redelijk in op wat complotdenkers beweegt om zo te denken. Hoe komt het zover met je? In de rest van het boek gaat hij in op allerlei vormen van en verhalen over complottheorieën. Het boek leest prettig, met uitzondering van ontzettend veel taalkundige fouten en spelfouten. Het geeft het boek een zeer amateuristische uitstraling.